Alle de gedichten. Deel 1(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Herodes kindermoordt, door H.W. geschildert. Wie rukt de tijdt te rug, om gruwlen te vertoonen! Ik zie de moordtëeuw van Herodes aan het Y. Hier woedt het wreedt geweer op weerelooze zoonen Daar werpt de moeder 't kindt van d'oppergaldery: Maar 't valt, o ongeval! in 's vyandts scherpe deege. Zoo wijkt de duif de valk en raakt in d'arents nest. Verbaastheidt is te zwak, om onheil t'overweege'. Gins wringt een wreede beul zijn zwaardt tot aan 't gevest Door 't rugbeen van een vrouw om tot in 't hart te raaken. Van 't kindt dat zy beschermt. o gruwelijke daadt! Heeft Godt geen blixemvuur tot schrik der aardtsche daaken, Waar blijft de donder die 't gebergt aan morz'len slaat. De wraak komt nooit vergeefs op 't heillooz' aardtrijk daalen. [pagina 573] [p. 573] Wie dat den hemel tergt verwacht een wisse straf. De Moordt is op 't tooneel in groot' en kleene zaalen. Deez' heeft zijn moeders schoot, en die zijn wieg tot graf. Een ander wordt, terwijl hy zuigt, de keel deursteeken: De melk, het bloedt en ziel vliên uit een dubble wondt. Op mannen, help de moordt voor deeze moeder wreeken. Wie dat geen zwakken helpt bedrijft de tweede zondt. Hier woên geen menschen: maar een bosch vol woeste beeren. Wie recht ontzeidt wordt volgt de wetten van Natuur. Zoo gy niet wreeken wilt zoo help de boosheidt keeren. Het bloedt der kindren verft het welfsel, wandt en muur. De felle Moordtzucht maalt vervloekte schilderyen. De Wreedtheidt schept vermaak in alle schriklijkheên. De droeve Rachel die haar kindren, na lang stryen, Ziet moorden, vult de lucht met deerelijk geween. De rechte droefheidt weet in ramp geen maat te houwen. Zy scheurt haar kleederen, en krabt haar aanzicht op. Hoe! durft d'alziende zon deez' gruwelen aanschouwen? Verschuil, o zon! verschuil; neen: rijs tot aan het top: Doet Perseus, Herkules en Ariadne wijken; Zeg aan Andromeda, Centaurus, en de Beer, Ja alle teek'nen, die zich met gestarnt verrijken, Dat zy verschuilen: want uit deeze purpermeer Verrijzen zielen, die voor beelden zullen strekken: De drupplen van haar bloedt zijn starren hel van glans. Wat moorder zie ik gins de moeder 't kindt ontrekken! Hy plet het bekkeneel op 't uiterst' van de trans. Herodes staak het woên, laat uwe staatzucht duiken. Hy is meinëedigh die de wapens van het Landt Recht teegens 't Landt, dat hem bezoldigt, durft gebruiken. Het kindt, daar gy voor vreest, is uw vervloekte handt By 't ongediert ontvlucht, door bosschen en landtdouwen. De Heilandt vindt geen heil by die hem eeren moet. Wie dat geen mensch betrouwt, durft ongediert betrouwen. [pagina 574] [p. 574] Men waadt hier deur een zee van traanen, brein en bloedt. Het spat my in 't gezicht. ik zal de wreedtheidt keeren. Wie niet verheert wil zijn moet die hem dreigt verheeren. Vorige Volgende