Alle de gedichten. Deel 1
(1662)–Jan Vos– Auteursrechtvrij
[pagina 217]
| |
Ik walg en schrik voor 't volk
Dat, uitgemergelt, in myn duister hof komt ylen.
Ik ben op glans verlieft.
Zoo sprak dit spook, en kreeg een van haar scherpste pylen,
En heeft myn Nimf deurgrieft:
Dit baart, o groot geluk! niet dan verwoede smarten;
Zy was slechts half vermoordt:
Want Laura hadt haar borst gewapent met twee harten,
Toen 't haare was deurboort,
Behiel zy door het hart, dat zy my in het kussen
Ten mondt uitzoog, noch standt.
Twee vuuren in een borst zyn quaalyk uit te blussen.
Het leeven is een brandt.
Zoo wierdt de Doodt gekeert, en in haar hoop bedroogen.
Wie dat twee harten heeft is machtigh van vermoogen.
|
|