Op d'Afbeeldingen van de Doorluchtighste Vorsten Karel de Tweede, Koning
van Groot-Britanje, Vrankrijk en Yrlandt, &c. En zijn Majesteits Broeders. Door Simon Lutikhuis, in Bloeimaandt 1660, te Breda geschildert.
Dus ziet men Karel, door Vulkaan, in staal geklonken.
Wie landt en volk bewaakt moet staag gewapent zijn.
Britanje, dat in bloedt en traanen was verdronken,
Ontmoet, door 's Konings komst, de schoonste zonneschijn.
't Herbooren daghlicht lydt geen neevelige nachten.
De kerken zijn herstelt door 't Koninglyk gebodt.
't Gescheurde Burgerrecht verkrygt zyn oude krachten.
De byl, noch roodt van bloedt, en 't heillooz' moordtschavot,
Verdwynen nu de Bank door Karel wordt gespannen.
Waar 't heilig Recht verschynt heeft alle wreedtheidt uit.
[pagina 204]
[p. 204]
Oprechte Koningen gedoogen geen tierannen.
De gruwlen worden door Genaade best gestuit.
Zoo weet een Koning zich voor eeuwigh vast te zetten.
De Vorst bestaat door macht: het volk door wyze wetten.