Den Eed. Gestr. Heer Jakob van Wassenaar, Ridder, Baron van Wassenaar,
Heer van Obdam, &c. L. Amiraal van de Scheepsvlooten der Vereenigde
Neederlanden.
Dus toont zich Wassenaar, het Hooft der Staatsche vlooten:
Maar niet bespat van bloedt, noch klam van zweet en teer.
Zoo zag men hem in 't Oost, tot heil der Bontgenooten.
Wie Bontgenooten helpt behaalt een eeuwig eer.
Hier is hy koel in 't raân, daar heet in oorlogsdaaden.
Zoo maakt hy zich op landt en ook in zee vermaart.
De scheepskroon past hem als zyn krans van lauwerblaaden.
De donder van zyn schut, en blixem van zyn zwaardt,
Ontsluiten alle zeen, om veiligh uit te vaaren.
De dapperheidt kan heil, voor 't Landt, op baaren baaren.