Moloisi die wyse [1942] en de roman Moeder Poulin [1946] Basoetoe's hun treffende beeldspraak gebruiken. toon van den heever schreef Gerwe uit die erfpag van Skoppensboer [1948], dat kostelijke verhalen over kinderen bevat. holmer johannsen [pseudoniem van j.f. holleman] maakte naam met zijn roman Die onterfdes [1944], die in een arbeidersbuurt speelt. c.j. nienaber beeldde in Keerweer [1946] de gedachtenwereld van een krankzinnige uit. willem van den berg schetste in Reisigers na Nêrens [1946] op niet steeds overtuigende wijze het leven van een groep Kaapstadse intellectuelen die geen vast doel voor ogen hebben. w.a. de klerk schreef Die wolkemaker [1949], het tragische verhaal van een vliegramp in de bergen van het Boland en het voortreffelijke reisboek Drie swerwers oor die einders [1953]. f.a. venter behandelde in Swart pelgrim [1952] de geschiedenis van een naturel die in Johannesburg het verkeerde pad opgaat. In 1954 verscheen Jaffie, een opmerkelijk en fijnzinnig ‘eselsromannetjie’ van eitemal [pseudoniem van prof. dr. w.j. du plessis erlank].
Van de vrouwelijke auteurs noemen we sophie roux met Fyn en broos [1937], ella fischer met Die loutering van Petrus [1939] en aletta steyn met Die jare daarna [1939]. Een aparte plaats neemt hettie smit in met haar prachtig dagboek Sy kom met die Sekelmaan [1937]. Belangrijk is de historische roman Hercule des Près [1947] door anna de viliers. minnie postma gaf een mooie bundel Basoetoe-verhalen, getiteld Legendes uit die Misrook [1950]. De jonge Zuid-Afrikaanse letterkunde, als uiting van een energiek en zelfbewust volk met sterk nationaliteitsgevoel, is een levenskrachtige loot aan de oude stam, die vooral in de laatste tientallen jaren een welige bloei vertoont. Evenals bij de Vlaamse letterkunde zal wederzijdse belangstelling van Nederland en Zuid-Afrika een veelzijdige letterkundige ontwikkeling ongetwijfeld ten goede komen. Vooral in het tijdschrift Standpunte komt de moderne Zuidafrikaanse literatuur op haar best tot uiting.