20. Toneelwerken
Behalve aan poëzie en proza hebben de Zuid-Afrikaanse schrijvers zich ook gewijd aan het drama, aanvankelijk veelal het blijspel, bestemd voor het liefhebberij-toneel, later vaak aan toneelspelen die ernstiger zijn van inhoud en meer verzorgd van vorm. Reeds in 1890 schreef s.j. du toit Magrita Prinslo, ontleend aan het voortrekkersleven. Zijn voorbeeld werd gevolgd door a. francken, die voor Susanna Reiniers [1908] de stof ontleende aan Van Riebeeks ‘Dagverhaal’. De aangrijpende gebeurtenissen uit het verleden inspireerden jan f.e. celliers tot zijn drama Liefde en plig [1909], veel later nog gevolgd door Heldinne van die oorlog [1924]. Ook langenhoven schreef historische spelen: Die hoop van Suid-Afrika [1913]. Het belangrijkste is evenwel Die laatse aand [1930] door leipoldt, waarin het leven in de Compagniestijd overtuigend is uitgebeeld.
Bijbelse motieven vindt men o.a. bij w.j. pienaar [Saul, 1928] en d.f. malherbe [Amrach die Tollenaar, 1935]; deze laatste schreef ook enkele realistische stukken: Koringboere [1921]; Meester [1927]. Een hoogtepunt is As die tuig skawe [1926] door j.f.w. grosskopf, dat na de eerste wereldoorlog speelt op een dorpje in Noord-Transvaal.