208. Herwig Hensen [schuilnaam van F.C.A. Mielants, geb. 1917].
Levensloop: Geboren te Antwerpen. Leraar wiskunde aldaar.
Geen dichter van zijn generatie heeft zich zo nadrukkelijk als Herwig Hensen aangesloten bij de grote West-Europese cultuurtradities. In zijn poëzie getuigt hij van een intellectuele drang naar zelfkennis, een groot gevoel van humanistische verantwoordelijkheid, een verlangen naar wijsheid, levensaanvaarding en stoïcijnse stervensmoed.
Na kleine bundels als De cirkel tot Narkissos [1938] en Oefeningen naar binnen [1940], kwam zijn talent tot volle rijpheid in de overpeinzingen van Lof der gereedheid [1946]. Al dit vroege werk werd gezamenlijk herdrukt in twee delen Gedichten [1947]. Latere bundels, waarin Hensen bij voortduring in beheerste vormen getuigt van zijn levensinzicht, heten Daidalos [1948]; Alles is verband [1951]; Orpheus in dit avondland [1955], Het venster [1958] en De appelboom [1963].
Als auteur van merkwaardige, half-klassieke, half-Shakespeariaanse drama's o.a. Alkestis, is Hensen eveneens van belang.