Nederlandse spraakkunst
(1947)–C.G.N. de Vooys– Auteursrecht onbekend184 Algemene opmerkingen.Het adjektief dat vaak deel uitmaakt van de substantief-groep, kan zelf ook weer groepvormend werken. Bij coördinatie van twee adjektieven kunnen ze eenvoudig naast elkaar staan, maar ook, gelijk reeds opgemerkt is in § 179, verbonden worden door en (een lief en vriendelijk kind), door of (een aangename of onaangename verrassing), door maar (een degelijke maar dure uitrusting), door hoewel (een veeleisende hoewel boeiende arbeid), door altans en tenminste (een goede, altans bevredigende oplossing). Een dergelijke concessieve verbinding is mogelijk met de verschrompelde imperatieve verbinding laatstaan: ‘een bindende, laatstaan verenigende factor’ (J. Huizinga). Vergelijk: een bindende zoniet verenigende factor. Vrij jong is ook de causale verbinding door want (een gewaagde want kostbare onderneming), die vooral door het voorbeeld van W. Kloos in zwang gekomen is, en wellicht als navolging van het Duitse weil te beschouwen is.Ga naar voetnoot1) Deze onderstelling wordt versterkt door het voorkomen van wijl, b.v. ‘voorbeeldig wijl navolgbaar’ (Van Suchtelen). Terecht wijst Overdiep (Stil. Gr. § 361) er op, dat daaruit licht een ‘overspannen’ konstruktie als parenthese ontstaan kan: ‘de eenzijdige - want overwegend op de toestanden in de mijnstreek georiënteerde - samenstelling.’ | |||||||||||
185 Verbinding van een adjektief met een adverbium.Hiervóór werd al opgemerkt dat van twee opeenvolgende adjektieven het eerste als bepalend kan funktioneren en dan een adverbiaal karakter krijgt (schitterend rood), zodat het zelfs kan versmelten tot een samenstelling (roodbruin, dofzwart). Maar ook in losser verband is groepsvorming met een adverbium in verschillende betekenis mogelijk:
| |||||||||||
[pagina 324]
| |||||||||||
Opmerking I: Zo smelt met het onbepaalde lidwoord samen tot zo'n: zie § 39.
Opmerking II: Naast heel groot hoort men vaak: een hele grote, een erge mooie, een quasi-verbogen vorm, naar analogie van het volgende verbogen adjektief. Reeds in de Camera Obscura leest men: ‘een heele lieve Henriette’. Dit verschijnsel komt ook in het Mnl. voor bij zeer, b.v. ‘up enen seren hogen berech’ (Levens van Jezus, ed. J. Bergsma, blz. 30). Ook harden, alten als ‘flekterende bijwoorden’, gelijk nu soms onder invloed van schrijftaal een verbogen helen. Gerlach Royen heeft zulke gevallen besproken in zijn Buigingsverschijnselen II, 91 vlg., waar nog gewezen wordt op: een echte gouwe ketting, een ontzettende mooie afbeelding, lekkere warme voeten. Hetzelfde geval doet zich voor in het Duits. Paul (D. Gr. § 100) wijst op ‘eine ganze, rechte gute Frau’, en citeert uit Goethe: ‘rechte gute Leute’. Ook in het Frans zegt men: ‘une robe toute neuve’. | |||||||||||
186 Verbinding van een adjektief met een voorafgaand onverbogen substantief.Het substantief bepaalt:
In het Middelnederlands werd dan een genitief gebruikt, b.v. eens voets breet, nagels lang ende knokels diep, meer dan knyes hooch, eere roede verre. Deze genitief is later in het Duits vervangen door een accusatief, b.v. ‘einen Fusz breit’. Volgens Stoett (§ 176) is ‘ook hier de accusatief zeer gewoon’, maar hij geeft geen enkel voorbeeld.Ga naar voetnoot1) Algemeen zal het stellig niet geweest zijn. Evenmin in de zeventiende eeuw; Van der Veen (§ 135) spreekt ook van een accusatief, maar die vorm is in geen van zijn aangehaalde plaatsen uit Bredero te vinden: geen daelder waert, ien vaem wijt, thien lange spietsen diep, enz. | |||||||||||
[pagina 325]
| |||||||||||
187 Verbinding van een adjektief met een substantief of voornaamwoord, dat oudtijds in de genitief stond, maar nu onverbogen toegevoegd wordt.Bedoeld zijn woordgroepen als: het leven moede, die eer waardig, het gekibbel zat, of in omgekeerde volgorde: vol wijn. Verder: het geld kwijt, het spoor bijster, een goed leven gewoon, dat woord gedachtig. Dat hieraan inderdaad een genitief-konstruktie ten grondslag gelegen heeft, blijkt uit litteraire of archaïstische, nog bekende verbindingen als levens- (strijdens-) moede (tot samenstelling vergroeid), en in bijbeltaal: der dagen zat, vol zoeten wijns. Bekend zijn ook nog enigszins oude genitieven als: des doods schuldig, der genade deelachtig, der tale meester, der zake kundigGa naar voetnoot1). Tegenover de schaarse resten van zulke genitieven, staat in het Middelnederlands een grote voorraad, door Stoett gerangschikt onder de begrippen: 1o. vol, voorzien van, deelhebbend aan, 2o. leeg, beroofd van, ontberende, 3o. begeerte hebbende naar (vgl. ww. als begeren, lusten), 4o. geestelijk deelnemend (vgl. ww. als gedenken), 5o. gemoedsbeweging (b.v. blide, tornich, fier, genadich), 6o. begrippen als sculdich, onwert. In de beide laatste groepen is de genitief verklaarbaar als een bepaling van oorzaak. Het verval van deze konstruktie begint al in de Middeleeuwen. Stoett (§ 175) geeft voorbeelden dat de jongere verbindingen met een voorzetsel toen reeds in gebruik kwamen, als: vol van, sculdich van, deelachtich aen enz., naast de onverbogen vorm of een accusatief. Toch komt de oude genitief in de zeventiende eeuw nog herhaaldelijk te voorschijn in Vondel's taal. Van HeltenGa naar voetnoot2) geeft bewijsplaatsen voor de adjektieven vol (ghevaers), bewust, onkundigh, gewaer, moe, zat, waert, gedachtigh, getroost, seker, schuldigh, al komt daarnaast de jongere konstruktie voor, die uitsluitend aangetroffen wordt bij machtigh, quijt, gewoon, gewend. Bredero gebruikt genitieven bij deelachtigh, getroost, noodigh. ontwaer, waerdig, waert. Opmerkelijk is dat bij hem in een klucht voorkomt: hylekes gesint, een bewijs dat ook de volkstaal toen nog resten van het oude gebruik bezat.Ga naar voetnoot3) De voornaamwoorden in dezelfde funktie zijn oude genitieven van het persoonlijk voornaamwoord: zijner waardig, mijner ge- | |||||||||||
[pagina 326]
| |||||||||||
nadig (vgl. mijns gelijke). Deskundig wordt tot samenstelling, blijkens ondeskundig, dat anders des onkundig zou luiden. | |||||||||||
188 Verbinding van een adjektief met een substantief of voornaamwoord, in dezelfde verhouding als een verbum tot een indirekt voorwerp, dus uit een oude datief ontstaan.Zulke verbindingen, in praedikatief gebruik ontstaan, zijn b.v.: het vaderland getrouw (oudtijds: den vaderlandt ghetrouwe), dat volk eigen, of met persoonlijk vnw.: ons vreemd, hem genegen, mij gunstig. Sedert datief en accusatief samengevallen zijn, kunnen wij hier niet meer spreken van een datief-bepaling. In het Middelnederlands waren zulke adjektieven veel talrijker: ze waren naar het begrip verwant met verba die een datief regeerden. Bij Stoett (§ 189) vindt men een lange reeks, b.v. wreet, fel, viant, vrient, nut etc. Daarbij valt nog op te merken dat alle adjektieven relatief worden door bijvoeging van te of genoeg, en dan met een afhankelijke datief van de persoon verbonden kunnen worden, b.v. mij te duur, ons groot genoeg. Deze verbinding is in gebruik gebleven, ook toen daarnaast de voorzetselbepaling voor mij, voor ons kwam te staan.Ga naar voetnoot1) In biezonder taalgebruik komen sporadisch nog oude datieven voor, b.v. een Gode welgevallig werk. | |||||||||||
189 Verbinding van een adjektief met voorzetsel-bepalingen.In de beide vorige paragrafen is opgemerkt dat al vroeg het adjektief zich verbond met substantieven of voornaamwoorden door middel van voorzetsels, en dat de oude genitief- en datiefbepalingen daarvoor moesten wijken. Soms kunnen bij een adjektief verschillende voorzetsels staan: vol van en vol met, bang van en bang voor, vijandig aan en vijandig tegen. Vaak behoort bij het adjektief één konstant voorzetsel: tevreden over, bestand tegen, geschikt tot, zeker van.
Opmerking: Als deze adjektief-groep als nominaal praedikaat dienst gaat doen, noemde men vroeger zulke voorzetselbepalingen met konstant voorzetsel ten onrechte ‘oorzakelijk voorwerp’. Men dacht daarbij aan het verwante, maar ongelijksoortige oude genitief-objekt, en zag voorbij dat de betekenis volstrekt niet altijd ‘oorzakelijk’ is.Ga naar voetnoot2) | |||||||||||
[pagina 327]
| |||||||||||
190 Verbinding van een adjektief met een infinitief met (om) te.Evenals bij de substantief-groep (§ 180) kan ook een adjektief verbonden worden met een infinitief, voorafgegaan door te of om te, b.v. bang om te vallen; bang te zullen vallen, moeielijk (om) te begrijpen, waard om te horen, geschikt om te lezen, onmogelijk (om) te doen, enz. De infinitief kan dan zowel een aktieve als een passieve betekenis hebben. Naast ‘moeielijk om te doen’ gebruikt de Zuid-Nederlander ‘moeielijk om doen’, dat bij Vondel nog herhaaldelijk voorkomt.Ga naar voetnoot1)
Opmerking: In de zeventiende eeuw heeft Hooft voorgesteld een verschil te maken tussen: een man goedt om bevechten (passief) en een man goedt om te bevechten (aktief). Deze onderscheiding was geheel kunstmatig. Ten onrechte meent Van der Veen (§ 114), dat ‘men’ dit verschil ‘steeds in acht nam.’ Daarvoor ontbreekt elk bewijs. | |||||||||||
191 Verbinding van een adjektief in comparatief-vorm met een substantief door middel van als of dan.In de levende taal is als sinds de tweede helft van de 16de eeuw gebruikelijk, al blijft er konkurrentie bestaan met het oudere dan - in de Mnl. geschreven taal alleen-heersend - dat door een langdurige schriftelijke traditie gesteund wordt. Vondel gebruikte aanvankelijk als, maar ‘verbetert’ het later in dan, dat door invloed van Huydecoper sinds de achttiende eeuw steeds meer gezag verwierf, ondanks het verzet van Bilderdijk.Ga naar voetnoot2) In het hedendaagse beschaafde spraakgebruik trachten sommige sprekers onder invloed van de schoolse regel steeds dan te gebruiken, zonder zich bewust te zijn dat ze zich telkens vergissen, een bewijs dat ze tegen de natuurlijke zegswijze ingaan. Wie zonder bezwaar als gebruikt zal toch vaak meer dan, evengoed als meer als, laten horen. Ter vermijding van een herhaald als zal men dan gebruiken in een zin als: ‘Hij is groter als komponist dan als dirigent’. In de praktijk van jongere schrijvers en dichters, reeds sinds 1880, zal men herhaaldelijk opmerken dat ze als na de comparatief niet meer als foutief beschouwen. Het is dus te verwachten dat als op den duur veld zal winnen.
Opmerking: Eigenaardig is de verbinding groter of, die in West-Vlaanderen over een groot gebied verspreid is, tegenover Brab.-Limburgs groter als. Of dit reeds Mnl. gebruik was, blijft onbekend, want geen van beide is in Mnl. bronnen overgeleverd. | |||||||||||
[pagina 328]
| |||||||||||
192 Verbinding van een adjektivisch gebruikt participium praet. met een ander adjektief of adverbium.B.v. de krom gegroeide boomstam; de blauw geverfde mantel. In gevallen als deze, en evenzo bij de adjektieven + voorzetsel-opvatten; in het tweede is blauw duidelijk adjektief.
In het eerste voorbeeld zou men krom als adverbium kunnen bepaling, kan de groep van het adjektief omvangrijk worden, b.v. ‘de door de sinds vele jaren in deze streken heersende stormen krom gegroeide boomstam’, of: ‘een voor dit doel volgens het oordeel van bevoegde beoordelaars geschikte maatregel.’ In Duitse stijl kan de adjektief-groep uitdijen tot enige regels, die dus het lidwoord en het substantief scheiden. Tatian BratuGa naar voetnoot1) spreekt dan van de ‘tang’ gevormd door lidwoord en substantief, en verdedigt in zekere zin deze typisch Duitse bouw, omdat daardoor de spanning van de aandacht bevorderd wordt. Hij wijst er intussen ook op, dat de Romaanse talen er een afkeer van hebben en daardoor in eenvoud en helderheid het winnen van het Duits. Het Nederlands staat in dit opzicht dichter bij de Romaanse talen en het Engels. Wordt zulk een door de tang omvat stuk te groot, dan geven wij de voorkeur aan achterplaatsing, zodat het substantief in het geheel niet van het bijbehorende lidwoord gescheiden wordt. |
|