Den Eerweerdighen, Edelen, Wijsen, ende verstandighen Heeren, mijnen Heeren, Borgermeesteren, Schepenen ende Raedt der vermaerder Coopstadt van Antwerpen, wenscht Ieronimvs vander Voort Saluyt.
ALsoo Eerweerdighe Heeren, ick niet en heb connen laten, door groote genegentheyt die ick hebbe tot de Conste der Rethorijcken, daer ick my altoos vander Jeucht aen in gheoeffent hebbe, soot ghebleken heeft op diueersche Feesten der Rethorijcken, alwaer ick menighen schoonen prijs gehaelt hebbe, ter tijt toe, dat den wreeden Tyran, de Hertoghe van Alua, Dese Nederlanden quam verstoren, my aengrijpende als een Leeu, om sonder ghenade te verscheuren: Maer so de Heere dat voorsach, ende tooch my by claren Dage wt zijne banden der stadt van Liere: So dat ick my sedert dier tijt, heb moeten absenteren, ende in vreemde Landen my onderhouden, ter tijt toe, dat hem de Hoochgheboren Orangische Prince heeft vertoont om dese Nederlanden te defenderen, heb my daermede geuoecht in alle Tochten, voor Maestricht, in Vrancrijck, voor Berghen Henegou, oock so in Hollant, ter tijt toe, als wel een Jaer na de Pacificatie: So dat ick mitsdien niet vande reyne Conste en heb verthoont, dan een cleyn Boecxken vanden benauden Christen, ende dat door het aensien der grooter miserien en ellenden des Menschlicken gheslachts: so door Oorloge, Peste, hongher, ende andere benautheden te water te Lande: hoe dat Coopman, Borgher, Landtman, Ouericheyt miserabelick zijn ghetracteert gheweest: Wat het menschelick Dier deen den anderen aendoet: hoe ongheschickt dat het oock is in handel ende wandel. Heb daerom dit Boeck voor handen genomen (na de gaue, die my God heeft ghegheuen) om te bewijsen de miserien, ende ellenden (daer ick disckmaels op ghelet hebbe) wat de Mensch is, was, ende wort. Hoe weynich hem de Natuere buyten ander Dieren assisteert: hoe cattijuich zijn leuen begint: hoe miserabelick hy scheyt: wat sorghe, last, hem wedervaert, het sy van wat qualiteyt hy oock is. Heb dat selfste mynen Eerweerdighen Heeren Rethorijckelick voor ooghen ghestelt: Biddende (als een goet Patriot) my voor gherecommandeert te houden, als Dienaer ofte Facteur der Goudt-bloemen alhier deser Stadt eere: De welcke God wil behouden in lange gedurige welvaert en neringe, en mijnen eerweerdigen Heeren in lange gesontheyt namaels de eewige salicheyt der zielen laet aencleuen.
Der stadt Antwerpen ter liefden end' ter eeren,
Heeft een Goud-bloemken ghephilosopheert:
Hoe smenschen leuen is vol drucx en verzeeren,
Het wort goethertich verthoont den edelen Heeren:
Rethorijckelick wt liefden ghecomponeert,
Oock hoe de Natuere de Dieren auanceert,
Meer dan dmenschlick Dier, Vroech en laet,
Hoe des Geests exellentheyt bouen al passeert:
Wat de mensch is, wort: hoe hy coemt en wech gaedt,
Tis beschreuen, gheheuen den eersamen Raedt.