Suriname: Spiegel der vaderlandse kooplieden
(1980)–Ursy M. Lichtveld, Jan Voorhoeve– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 12]
| |
I Lourens Lourensz. onder de menseneters.De verhalen over Zuid-Amerika die in de 16e en 17e eeuw de ronde deden, wekken bewondering voor het fabulerend vermogen van onze vroegste zeevaarders op de Wilde Kust. Wel mag veel daarvan op rekening geschreven worden van Engelse zeelieden als Walter Raleigh en Lawrence KeymisGa naar voetnoot1 (die de mythe van EldoradoGa naar voetnoot2 zo ijverig hebben gepropageerd) en vinden wij in de bekende Nederlandse journalen van Cabeliau en David Pietersz. de Vries (zie hoofdstuk II) een opmerkelijke nuchterheid en waarheidsliefde, maar dat de wonderverhalen toch ook in Nederland populair waren toont een anoniem bij Gillis Joosten Zaaghman in Amsterdam verschenen werkje uit ca 1660 met de veelzeggende titel: Korte en wonderlijcke Beschryvinge, Van de seltsame Wanschepsels Van Menschen, die ghevonden worden in het Coninckrijck Guianae, aen het Meyr Parime. Als mede van de Satyrs, en van de Vrouwen die Amazoonen Genoemt worden, daer van de oude Historien gewach maeckenGa naar voetnoot3. Het boekje wordt, zoals gebruikelijk, aangeprezen door een vers, ondertekend met de zinspreuk ‘Hier na een Beter’:Ga naar voetnoot4 Wanschepsels wonder vreemt, die zijn u hier beschreven:
Gestaltenis, manier in handel, en haer leven,
Hoe wonderlijck zy zijn, jae sonder hals of hooft,
De oogen in de borst, veel van de spraeck berooft;
5[regelnummer]
En oock veel vreemdicheyt van d'Amazoonsche Vrouwen,
Naeukeurigh opgesocht uyt nieuw Autheurs en d'Ouden.
| |
[pagina 13]
| |
Indianen van Zuid-Amerika.
| |
[pagina 14]
| |
Na deze veelbelovende aanprijzing valt het werk zelf wel wat tegen. Het is een compilatiewerkje met een armzalige schijn van wetenschappelijkheid, waarin wij tevergeefs naar de overtuiging van het zelfgeziene of zelfgehoorde zoeken. In dit boekje wordt echter verwezen naar een veel levendiger verslag over het verblijf van Lourens Lourenszoon onder de menseneters in de buurt van de Amazone. Na een achtjarig verblijf onder de Arocouros keerde deze Zeeuwse zeeman in 1626 naar Nederland terug, waar hij zijn wedervaren vertelde aan de heren van de West-Indische Compagnie, van wie Nicolaes a WassenaerGa naar voetnoot1 het dan weer moet hebben gehoord. Deze vond het verhaal merkwaardig genoeg om het in extenso op te nemen in zijn Twaelfde deel of't vervolgh van het Historisch Verhael aller gedenckwaerdiger geschiedeniss. die in Europa ... Asia ... Africa ... America ... voorgevallen zijn (Amstelredam, 1627) waar men het vindt op fo. 62 ro-65 vo. Het verslag draagt alle kenmerken van het gekleurde zeemansverhaal: de schipbreuk, het slachten van een collega, het door een haai verslonden been, de slavernij onder kannibalen; en bovendien geeft het een ooggetuige verslag van de hoofdloze monsters en amazonen. Nicolaes a Wassenaer besluit dit verhaal (waarin Wahrheit en Dichtung vlak naast elkaar schijnen te liggen) met een tomeloze ontboezeming over Gods grootheid. | |
Vreemt verhael van Lourens Lourensz. Zeeuw.Ga naar voetnoot12Inden Iare 1618 wiert een Scheepken van twaelf last, hetGa naar voetnoot2 3 Duyfjen, binnen Vlissinghen door een Ian Tijsz. als Reeder 4 toegherust. Claes de Nayer wiert daer Schipper op, en 5 twintich mannen daer by; onder dese was Lourens Lourensz. 6 van Nieuwpoort, een Dorp in Zeelant. Ghedestineert om te 7 loopen na de Amazones, ginck <het> uyt in 't voor-jaer; 8 cours na de Amazones gheset zijnde, verviel <het> lagher | |
[pagina 15]
| |
1 besuyden en quam in Clappopour. <Zij> liepen daer in enGa naar voetnoot1 2 wierpen Ancker op drie voet waters. Daerop komt de BaarGa naar voetnoot2 3 opwaerts, acht of neghen voeten hoogh; werpt het Schip 4 om, en <zij> verlooren daer acht Mans; de rest begaven haer 5 op een Eylant. De Schipper was met het Boot en sijn SoonGa naar voetnoot5 6 doorghevaren. Als sy drie daghen allegader sonder eten en 7 drincken byeen waren gheweest, bestonden sy te hongheren;Ga naar voetnoot7 8 gheen spijs voor handen siende, begon d'een op d'ander te 9 letten, en wierter een van allen aenghetast en geslachtet om 10 de rest te voeden. 11Vier van de resterende derthien, van desen handel een af-12grijsen hebbende, begaven haer te water en swommen over 13 na het vaste lant. Onder dese was dito Lourens Lourensz. 14 En quam drye daervan over; de Stierman, de vierde zijnde, 15 wiert in t' swemmen van een Haye ghebeten. Als sy met 16 haer dryen te Lande quamen, laghen sy heel vermoeyt, ver-17slaghen, ja als doot op de strant. Daerby quam het byten van 18 de vlieghen, dat sy nootsakelijck haer op de ganck begheven 19 moesten. Terstondt namen sy haer pas na de Zeekant, om 20 soo erghens gheleghentheydt te vinden om eenighe Natie te 21 verspreken. Onder weghe vonden sy de Stierman gestrant, 22 sonder Been, dat het monster hem wech-gheruckt hadde. 23 Een half mijle van daer vonden sy de Schipper doot, sijn | |
[pagina 16]
| |
1 Soon aen sijn lijf gebonden hebbende, met den Boot om-2gheslaghen. <Zij> deden de moeyte dat sy haer in t'sant op 3 de strangh begroeven, zijnde doens de vijfde dach dat het 4 Schip ghebleven was, en <zij> geen Broot ghenutticht hadden. 5 Evenwel ginghen sy eenighe dagen noch soo dwalende langhs 6 de Strant. 7De thiende dach verloopen zijnde, quam een Natie, 8 d'Arocouros ghenaemt, langhs de Revier roeyen. En soo 9 haest als sy dese ghewaer wierden, vielen sy uyt haer Canoen 10 aen lant, namen haer om de middel en droegense in haer 11 Canoen; eten en drincken presenterende, roeydeden <zij> 12 naer haer woonplaets in t'verdroncken Landt, quamen aldaerGa naar voetnoot12 13 teghens de nacht, wierden aldaer in haer Huysen ghebracht 14 en wel getracteert. | |
Van haer Huyshoudinghe.16De manier van Huys-houden aldaer is dese: Men vint ter 17 plaets aldaer wel duysent Huysen met stroo ghedeckt, elck 18 Huys heeft wel vijfhondert menschen, elcke Familie heeftGa naar voetnoot18 19 sijn afschutselen aen d'overzijden tegens malkanderen. Elck 20 Man heeft sijn eygen Vrou. <Zij> slapen alle in Hamacken,Ga naar voetnoot20 21 die sy van Hennep spinnen, op haer knyen rollende, ter tijt 22 toe dat het samen hout. Elck Vader houdt sijn kinderen.Ga naar voetnoot22 23 Het nemen van een Vrou bestaet meest int advijs van de 24 Capiteyn, die sy voor Overhooft bekennen. Een Ionghman, 25 de Dochter begheerende, moet van hem by de Dochters 26 Vader ghepresen zijn: dat hy vaillant is in d'oorloge, dat hyGa naar voetnoot26 | |
[pagina 17]
| |
1 neerstich is in 't Visschen, gheen tijt met ledicheyt doorlatende, 2 soo dat hy, met kinderen gesegent zijnde, die wel sal konnen 3 onderhouden. Haer eten is Visch tot Visch: de ghedroechde 4 is in plaets van Broot, en de versche is toespijs, gesoden of 5 gebraden. De Vrouwen sijn de Mannen seer onderdanich, 6 doende al dat haer geboden wert. <Zij> sullen oock selden 7 vleesch eten, om dat haer Mans dat niet en eten, al ist dat 8 het in overvloet by haer is, bysonder van Verckens, Hasen, 9 Conijnen en ander Wilt. De meyninge is aldaer, soo yemant 10 veel vleesch eet, dat hy niet moedich in d'oorloghe sijn sal; 11 daerom sullen de Ionckskens dat weynigh eten, als sy be-12ginnen Manhaftich te worden. De Dochterkens wert het 13 toeghelaten, soo langhe als <zij> niet getrout zijn. | |
Van haer Religie.15Het schijnt niet dat by haer eenighe Gods-dienst is. Sy 16 leven sonder vreese Gods. Nochtans als sy goet doen, soo 17 nemen sy vermaken daer in, wijsen sy na boven, als of daer 18 een sijn soude die sulcx siet of vergeldet. Quaetdoenders 19 werden by haer, by forme van Iustitie, door de Capiteyn, die 20 zy Pape noemen, ghestraft met hangen, branden, geesselenGa naar voetnoot20 21 en andersints. Van de eeuwige Salicheyt of den Hemel dragen 22 sy gheen kennisse; haer daeraf ghesproken zijnde, konden 23 <zij> het niet begrijpen, of veynsdeden ten minsten sulcx. 24 Eenige refuseerden gantsch daer na te luysteren. | |
Van haer leven.26Dese Natie loopt gantsch naeckt; schaemte is by haer 27 gantsch niet. In die staet heeft dese voorsz. Lourens met haerGa naar voetnoot27 | |
[pagina 18]
| |
1 in t'achste Iaer gheleeft, sijnde in dienst van dieghene diGa naar voetnoot1 2 hem ghevanghen hadde, als d'andere twee mede waren; 3 voor hem vis vanghende en hem selven, soo met de hanghel 4 als t'Schepnet en vele andere manieren, dit t'langh ghebruyck 5 haer gheleert heeft. T'sijn Menschen-eters, voerende Oorlogh 6 tegens de Mayzers, zijnde een Natie ontrent haer. En yemandtGa naar voetnoot6 7 van die bekomende, dien eten zy. T'is ghebeurt dat sy een 8 Ionghman ghevanghen kreghen, dien slachteden zy, en wiert 9 in sijn ghewest meest by portien t' Huys ghesonden en deGa naar voetnoot9 10 Vrienden rontsom mede ghedeelt. En alsoo dese Ghevanghen 11 Lourens dit mensche-vleesch eten altoos teghensprack en 12 weygerde, wilden sy hem dat eens laten proeven, om door 13 de lieflijcke smaeck hem mede tot het alghemeen menschen-14eten te locken. Sy bereyden het soo smaeckelijck als sy kon-15den, setten 't hem voor wel gekoockt, zijnde seer blanck. Hy 16 at het, en <t> was soet, alle andere hare spijse te boven gaende. 17 Diens hy vraechde, wat vleesch het was. Sy seyden Mensche-18vleesch, van de Mayser die sy onlanckx ghevanghen hadden; 19 en of het soo afgrijselijck was als hy te vooren wel ghevoelt 20 hadde. Daerop hy terstondt begost te walghen en te braecken, 21 hem dat quijt makende soo veel als hy konde, seer gestoort 22 hem thoonende dat <zij> sulcx hem onwetens gedaen hadden, 23 haer vermanende en biddende sulckx niet meer te doen, alsoo 24 het voor hem en Godt een grouwel was; dito <hij> haer 25 t'zijnder tijdt over sulckx straffen soude, of <sij> noyt by hem 26 in d'eeuwighe vreucht komen, die, om hoogh wijsende, daer 27 boven sijn sal. Met dese en dierghelijcke Propoosten bracht 28 hy eyndelijck d'Inwoonderen soo verre, dat sy geduyrende 29 de tijt in presentie noyt yemant weder aten, alsoo hy haer 30 sulcx doens onnatuyrlijck te sijn voorsteldede en Gode on-31aenghenaem, in hope dat sy het voortaen souden naerlaten. | |
[pagina 19]
| |
1Dit gheschiede als hy vijf Iaren met haer gheleeft hadde. 2 D'andere twee hadden het noyt ghegheten dat hy wist, alsoo 3 die beyde int derde Iaer van haer By-wooninghe van de 4 roode loop gestorven waren, haer Meesters in gelijkcke dienstGa naar voetnoot4 5 van t'vissen gedient hebbende. Die Vis die sy meest vangen 6 is dapper gescobt, wert van onse Hollanderen en ZeeuwenGa naar voetnoot6 7 aen d'eynden van de revieren mede wel gevanghen, is soet 8 van smaeck, groot en kleyn. Als sy hem vangen bijten sy 9 hem int Hooft, dat hy doot is, en dan werpen sy hem in een 10 Corf. T'huys komende hanghen sy die op om te drooghen; 11 de rest wert datelijck voor 't gantsche huys ghekoockt. | |
Haer Oorloghe.13Middeler tijdt vielender propoosten altemet voor van hare 14 vyanden, die rontsom haer leggen. En 't was het gevoelen 15 van dito Lourens, dat sy wel de sterckste waren, alsoo andere 16 haer vreesdeden, en van haer in d'Oorloghe of d'alghemeyne 17 optreck, die om de twee maenden gheschiede, wechliepen;Ga naar voetnoot17 18 blijckende niet alleenlijck aen de Maysers, maer oock aen de 19 Guajaporckers, Yaejers, Arowackers, en andere, die verreGa naar voetnoot19 20 van haer gheleghen, als een Natie sonder Hoofden; vanGa naar voetnoot20 21 dewelcke sy dickwils met hem in discoursen waren. Maer 22 hy konde het niet aennemen als by alle Menschen onghe- | |
[pagina 20]
| |
1looflijck, 'twelck haer wonder docht, mits sy dickwils die 2 ghesien en verdreven hadden, hem beloovende als sy eens 3 te strijde ginghen, dat sy hem dan mede nemen zouden. | |
Aenslach van een nieuwen tocht.5Als hy nu over de vijf jaren met haer gheleeft hadde, 6 rusteden sy een goet deel Canoen toe, wel met Pijlen ghe-7wapent, en roeydeden twee daghen Oostwaerts, hoogher als 8 sy laghen, en quamen op den nanoene ontrent dese Contreye, 9 daer sy seyden dat dese Menschen haer onthielden. En corts 10 daerna bevont dito Lourens het waer te zijn dat sy gheseyt 11 hadden, siendende van verre meer dan hondert alsulcke op 12 de Strant met Visschen besich. Maer soo haest als sy de vreem-13de Canoen ghewaer wierden, vluchteden sy alle lantwaert in. 14 Evenwel traden twaelf van dese Arocouros te lande, onder 15 dewelcke dito Lourens mede was, om eenige t'achterhalen 16 so het mogelijck was. Eyndelijc aen 't Water komende, sagen 17 zijder een op een pael achter een Clip staende, die sy van 18 achteren besetteden. Dese, geen middel van uytcompst 19 siende, begeeft hem te Water; al dit gheselschap valt hem na, 20 en hadde groote moeyte eer sy hem bequamen, mits hy 21 stedich als een Bruyn-vis om en wederom wentelde en sooGa naar voetnoot21 22 machtich was, dat sy hem qualijck vermeesteren konden. 23 Eyndelijck door 't langhe woelen vermoedet, wiert hy van 24 haer ghevat, in de Canoe handen en voeten gebonden zijnde 25 gheworpen, en soo ghevanckelijck wech ghevoert. Dit 26 teghens den avont gheschiet zijnde, liepen sy teghens de 27 doncker de Revier voor stroom weder af, en bleven die 28 nacht onder weghe aen een Pael ghebonden vast legghen, 29 tot dat de Dagheraet aenquam. Dien gantschen dagh waren 30 sy noch besich met roeyen, eer sy tot haer woonplaets | |
[pagina 21]
| |
1 quamen. Daer was terstont soo grooten toeloop van menschen 2 als oyt daer gheweest was, een yeder voor dit Monster ver-3schrickt en verwondert zijnde. | |
De gestalte van het Monster.Ga naar voetnoot45Hy was kort van statuyr, dick, gheset, en Vet van lichaem. 6 Op de Toppe, daer yder Mensche de Neck is, stont hem een 7 Locke lanck swart hayr; int midden van sijn Borst de Neuse; 8 d'Ooghen stonden een spanne van malcanderen, de Ooren 9 dicht onder Oxelen, zijnde kleyne passagien, konden qualijckGa naar voetnoot9 10 ghesien worden: soo dat alles grouwelijck stont. Als sy 11 teghens den avont arriveerden, was datelijck diens ghevangen 12 hy was besich met een Mick te maecken, die hy in d'aerde 13 settede, en hingh hem daer aen, de Voeten aen de twee 14 Tacken van de Mick. Terwijl sy daer mede doende waren,Ga naar voetnoot14 15 maecktede hy groot gheluyt met raesen, tieren en balghen,Ga naar voetnoot15 16 soo schrickelijck dat niet te hooren was. Doens begonnen 17 sy hem met stocken te slaen op de borst voor 't hert, en op 18 de beenen, dat hy noch langer en meer tierdede. Eyndelijck 19 conden sy hem qualijck doot crijghen. Ter tijt toe dat syGa naar voetnoot19 20 hem in de zyden sloegen, doens begost het bloet hem uyt 21 de neuse en de mont te loopen: de tonghe uyt steeckende, 22 dat hy de gheest gaf. En <zij> lieten hem soo hanghen. In de 23 morgenstondt was het ghevoghelt, dat seer hongherich al-24daer is, op het lichaem; rucktede stucken daer uyt, dat het 25 dien dach van alle het vleesch berooft was, en niet dan 26 'tgheraemte aen de Mick bleef hangen. Dit was d'uytecomstGa naar voetnoot26 27 van dit monster, dat een yeder groote schric aengebrocht | |
[pagina 22]
| |
1 hadde. Alsoo het vel in handen en voeten was: al wat hetGa naar voetnoot1 2 vattede, rucktede het met huyt en hayr af, blijckende by de 3 ghequetsten die hy int ghestommel int water, als hy ghe-4vanghen wiert, ghetroffen hadde. En ten ware sijn handen enGa naar voetnoot4 5 voeten met dobbel ghetouw aenéén ghebonden hadde ge-6weest, hy soude haer in de Canoe 's nachts vry werck ghe-7maeckt hebben. Alsoo moest dito Lourens ghelooven, 'twelck 8 hy noyt hem hadde connen inbeelden, en van weynighe 9 aenghenomen sal zijn, tenzy alsulcke van meer ghesienGa naar voetnoot9 10 mochten werden. | |
Wert verlost inden jaere 1625.12Dit ghepasseert sijnde, bleef hy noch stadich by dit volck, 13 dickwils Godt aenroepende eenige middel hem te vergunnen, 14 dat hy uyt dese slavernij e mocht verlost sijn; met seeckere 15 hope, dat sulcx hem van den Heere vergunt soude werden 16 door eenighe handelaers, die aldaer souden moghen met haer 17 Iachten of Boots comen Negotieren. Soo gheviel't in den 18 beginne des achste jaers dat hy by haer gheleeft hadde, dese 19 Arocores van de Guajapocers ter feeste ghenodicht wierden; 20 tot dewelcke sy oock met haer Canoen reysdeden; en <zij> 21 waren daer thien dagen lanck en vonden aldaer Zeeuwen, 22 die onder die Natie handelden, haer lieden te kennen gheven-23de de ghelegentheyt van haer lant, haer sterckte van volcke-24ren, haer Naghebuyren, van de Natie sonder Hoofden; dat 25 by de Zeeuwen niet conden aenghenomen werden als on-26ghelooflijck; twelck sy evenwel wilden confirmeren met de 27 ghetuychghnisse van een Flamenco, die wel 'tneghentichGa naar voetnoot27 | |
[pagina 23]
| |
1 maenden by haer gheleeft hadde. Dese Zeeuwen, sulcx ver-2nemende, waren terstont begeerich om dien te lossen, die 3 soo lange tijt onder de Wilde menschen gheleeft hadde. <Zij> 4 vraghen terstont of hy te lossen was, daerin sy haer ghewillichGa naar voetnoot4 5 thoondeden, als haer een oude Musquet en een Bijl of twee 6 ghegheven wiert. | |
Comt by zijn Lantsluyden.8Als dese Arocoros wederom wilden, begaven haer twee 9 Zeeuwen met haer in een Canoen, en quamen ter plaets daer 10 dito Lourens was, seer verwondert over de comste sijnder 11 Lantsluyden, en de langhe verwachte verlossinghe. Daerop 12 hy datelijck de Heere Godt voor sijn ghenade dancktede, 13 van meyninghe sijnde sulcken weldaet noyt te vergheten. 14 Dese twee vertoefdeden niet lange als haer Lantsman verlost 15 was, en roeydeden seer cort nederwaerts, daer sy te voorens 16 drie daghen over gheroeyt hadden. Hy vondt aldaer het 17 Scheepken van Zeelant, daer Leyn in de Balans Schipper op 18 was, sijnde het Bootjen van Samuel Lucas, voor de West-19Indische Compagnie uyt Zeelant afghevaren; en quam dit 20 jaer 1626 van daer, doens de Vloot van de Admirael Boude-21wijn Hendricksz. inquam. T'huys comende vont hy meestGa naar voetnoot21 22 alle sijn vrienden doot, alleenlijck sijn Suster tot Medenblick 23 getrout, waerhenen hy hem transporteerde, en verhuyrde 24 hem in den Maent Novembri desselfde jaers om met een 25 Medenblicker man na de Straet te gaen. Die voor AmsterdamGa naar voetnoot25 26 leggende, brocht desen mede. T'selfde by de Schipper ver-27haelt zijnde, wiert het de H.H. vande West-Indische Compag-28nie aanghedient, alsulcken man voor den dagh ghecomen te 29 zijn, die int achste jaer onder de Wilden gheleeft hadde. Hy 30 wiert in haer Vergaderingh ghehoort, alwaer alles vertelt is | |
[pagina 24]
| |
1 en ghenoteert, en volghens 'tgheene int langh en breet alhierGa naar voetnoot1 2 verhaelt: presenterende, soo de Compagnie hem begheerde 3 te ghebruycken, dat hy goede profijten daer int Lant doen 4 konde van Cattoen, Letterhout en andere Waren, daerGa naar voetnoot4 5 vallende, onder allen mede persisterende van 't ghesicht derGa naar voetnoot5 6 Monstreuse Menschen, niet twijfelende of, 't geviel dat hyGa naar voetnoot6 7 derwaerts ginck, alsulcke menschen te konnen achterhalen 8 en herwaerts te brenghen. | |
Geleghentheyt van plaets.Ga naar voetnoot910Dit dorp van Aracouros leyt op de Revier Cassiopoure, 11 by haer ghenaemt: int verdroncken Lant. Sy ghebruycken 12 niet dan Canoen als sy te strijde dickwils int jaer gaen; Pijlen 13 zijn haer gheweer. <Zij zijn> fel int schieten. Nadat dito 14 Lourens het menschen-vleesch ghegheten hadde, heeft hy 15 noyt connen bemercken, dat sy oyt yemant weder omge-16brocht hebben, door sijn ernstighe vermaninghe van Godts 17 Toorn en andere dreyghementen daeraf verschrickt. Ontrent 18 haer vindt men meest al mensch-eter, als de Lanckhayren, 19 Arowackers en Kianen. De Yajes hebbender een afgrijsen af, 20 alsoo het halve Duytschen zijn. De Capiteyn aldaer heeft een 21 schoon Dochterken, by een Nederlander, van sijn VrouweGa naar voetnoot21 22 gehouden, dat t'eenemael in zeeden, fatsoen en alles deGa naar voetnoot22 23 Zeeuwen ghelijckt. Niet verre van daer zijn mede Vrouwen 24 die alleen huys houden; <zij> sijn fel int schieten, en grooteGa naar voetnoot24 25 meenichten comen sy tegens d'Arocouros uyt en verdrijven | |
[pagina 25]
| |
1 haer als sy haer aentasten, soo dat sy naer laten de Vrouwen 2 langher te bestrijden. De mannen comen by haer op een 3 seeckeren tijdt van 't jaer; alle Soontjes maecken sy van haer, 4 de Dochteren behouden sy. Indien die binnenlanden versocht 5 mochten werden, men soude veel dinghen, voor ons on-6bekent, te weeten comen, die nu voor onghelooflijck ghe-7houden werden en by een yder bespot sijn. |
|