Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 259]
| |
Vierde bedrijf
cham, Noë
cham
Belieft heer vader mij te spreken, ik zal horen.
noë
Wel Cham, wat brouwt ge?
cham
Niets.
noë
Die klinkt in niemands oren:Ga naar voetnoot1169
1170[regelnummer]
nu bauwt de weergalm van het bos uw bosspraak na.Ga naar voetnoot1170
cham
Ik hield gesprek met vorst Achimans wedergâ.
noë
Wie raadt u, buiten last van vader, haar te spreken?
cham
Ik hou me bij der hand.Ga naar voetnoot1173
noë
De dag is schier verstreken
om met uw gemalin te treden binnen d' ark.
cham
1175[regelnummer]
Deez' tijding valt me op 't hart, gelijk een zware zark.
| |
[pagina 260]
| |
noë
Uw vader, moeder, broers en zusters, hun getrouwden,Ga naar voetnoot1176
staan rede en willen u in d' ark gezelschap houden.Ga naar voetnoot1177
cham
Heer vader, gun me toch te volgen mijnen zin.
noë
Geef vader reden, zoon, en stel u willig in.Ga naar voetnoot1179
cham
1180[regelnummer]
Wien lust het willig in een beestenstal te kruipen?
noë
Dat 's min bezwaarlijk dan een hele zee te zuipen.
cham
De zee deist achterwaarts: nog lijden we geen last.
noë
Gij hoort, hoe schrikkelijk deez' springvloed bruist en wast.
cham
Hoe lang zou ene zee dat houten moordhol schokken?Ga naar voetnoot1184
noë
1185[regelnummer]
Totdat de zonnekar haar ronde hebb' voltrokken.
cham
Een jaar, het ganse jaar uitharden met verdriet?
noë
Die voerman staat niet stil, een jaar vervele u niet.Ga naar voetnoot1187
cham
Gij placht de ledigheid, een hoofdgebrek, te straffen.
| |
[pagina 261]
| |
noë
Zijt onbezorgd: men zal u werk genoeg beschaffen.
cham
1190[regelnummer]
Hier valt geen hartenvangst, noch wilde-zwijnenjacht,Ga naar voetnoot1190Ga naar voetnoot1190
hier schijnen zon noch maan, hier is het eeuwig nacht.
In een spelonk van hout kan niemand adem scheppen,
maar bozen stank, een goot te roeren noch te reppen.Ga naar voetnoot1193
Wat zal hieruit ontstaan? Wat anders dan een pest?
1195[regelnummer]
O tuchthuis, varkenskot, o katten-, hondennest!
noë
Indien u 't werken lust, zo toon u als een hoeder,Ga naar voetnoot1196
met Sem en Jafed, woel, bestel den dieren voederGa naar voetnoot1197
en drank en water, hooi en haver, aas en vleis.Ga naar voetnoot1198
Verschoon ze. Vaag hun hok. Geef elk zijn vollen eis.Ga naar voetnoot1199
cham
1200[regelnummer]
O tuchthuis! Moet zich Cham hierin te bersten slaven?Ga naar voetnoot1200
Dat heet geen leven, maar te leven als begraven,
te sterven, in geen graf van marmer, maar van hout,Ga naar voetnoot1202
uw eigen huisgezin tot hartenwee gebouwd.
noë
Door last van hoger hand tot ons behoud geklonken.Ga naar voetnoot1204
cham
1205[regelnummer]
Veel liever eenwerf dan tienduizendwerf verdronken.
Ik sprong van ongeduld en wanhoop in den vloed.Ga naar voetnoot1206
noë
Uw vader zal getrouw u sterken: hou slechts moed.
| |
[pagina 262]
| |
cham
Gedoog eerst dat ik mij verdadige met reden.
noë
De tijd gehengt nauw in een lang gesprek te treden,Ga naar voetnoot1209
1210[regelnummer]
doch 'k wil u dit verzoek niet weigren. Spreek, mijn zoon.
cham
Gij zet geen vader maar scherprechter op den troon,Ga naar voetnoot1211
die elke struikling telt, de misdaad nauw wil wegen,
en dreigen 's mensen hals met enen bloten degen.
Gij beeldt de Godheid uit, gelijk een wilden beer.
1215[regelnummer]
Een beer, een everzwijn rukt een bosschage neer,
de dwingeland een rijk; de Godheid alle rijken,
ja, al de wereld. Wie zag groter ongelijken!Ga naar voetnoot1217
Zovele wateren en wolken aangezakt,Ga naar voetnoot1218
en aan de lucht allengs met kracht opeengepakt
1220[regelnummer]
aan 't scheuren, zullen volk en bergen teffens smoren,Ga naar voetnoot1220
Wij 's werelds jongsten snik in enen doodssnik horen.
Wordt God verbolgen en oplopende als een vrouw?Ga naar voetnoot1222
Wordt Gods voorzienigheid geraakt van naberouw?
Dat 's geen voorzienigheid, maar krankheid, ongestadig
1225[regelnummer]
en wispeltuur. Ai zijt uzelven eerst genadig.
noë
O Cham, wien lastert ge? Och, wat hoor ik? Waart ge stom
geboren! Zwijg, verdriet van vaders ouderdom,
en erfschand van mijn huis. Och, waart ge vroeg gestorven!
Uw eigenzinnigheid en waan heeft u bedorven.Ga naar voetnoot1229
1230[regelnummer]
Ik vrees - o hemel, keer het voorspook van 't geval -Ga naar voetnoot1230
| |
[pagina 263]
| |
dat vaders vloek uw hoofd rechtvaardig treffen zal.
Ik wete, God zij lof, dat krachten ons ontbreken
om zonder stameren van Gods natuur te spreken,Ga naar voetnoot1233
een onbegrijpzaamheid, geen steurnis onderdaan.Ga naar voetnoot1234
1235[regelnummer]
Men moet door's mensen spraak Gods eigenschap verstaan.Ga naar voetnoot1235
Naijver, naberouw, de toorn en wraakzucht hechtenGa naar voetnoot1236
oneigen op dien Heer en rechter, streng in 't rechten.
Hier geeft des mensen tong alleen een krank geluid
en drukt de beelden van de ziel door doodverf uit.Ga naar voetnoot1239
1240[regelnummer]
Een rechter straft de kwaên, die van hun boosheid roemen.
Zou God dan geen geweld en dwinglandij verdoemen,
en 's aardrijks aanzicht rein afwassen van zijn smet?Ga naar voetnoot1242
Twee vruchtbre takken, een van Kaïn, een van Seth,
en beid' uit enen stam, vervulden 's werelds luchten
1245[regelnummer]
met ongelijke, d' een met wilde en wrange vruchtenGa naar voetnoot1245
en d' ander met een ooft, gezond en zoet van smaak.
Deez' geeft genoegen, maar de wrange tergt Gods wraak.Ga naar voetnoot1247
Der vromen aard wordt door verbasterd zaad bedorven.Ga naar voetnoot1248
Nu eist de boosheid straf. De deugd is uitgestorven.
cham
1250[regelnummer]
Heer vader, stoor u niet. Ik stelle mij bereidGa naar voetnoot1250
te volgen 't hoog gebod en uit gehoorzaamheid,
uw voorbeeld erende, te schromen, noch te schrikken,
al zou ik in deez' kist, een rechte doodkist, stikken.
noë
Achimans lustgenote, een rechte vijandinGa naar voetnoot1254
1255[regelnummer]
van eer en deugd, lei toe om al ons huisgezinGa naar voetnoot1255
door u te splissen, zelfs den vader tegen moeder,Ga naar voetnoot1256
| |
[pagina 264]
| |
schoondochters tegen een, den broeder tegen broederGa naar voetnoot1257
te rokkenen. Het hoog beleid heeft dit geschut.Ga naar voetnoot1258
Een achtgetal in d' ark zal 't zaad en ene stut
1260[regelnummer]
des mensdoms strekken, als het uit den vloed herboren,
herstelle al 't leven, dat in 't water kwam te smoren.
Ga hene zoon, verdage al d' andren; het wordt tijdGa naar voetnoot1262
den jongsten slag t' ontgaan, die nauwlijks uitstel lijdt.Ga naar voetnoot1263
cham
Daar komen ze al gereed. Nu moeder, tree vrij nader.
1265[regelnummer]
Schoonzusters, Jafed, Sem, gebroeders haast u: vader
verwacht u hier ter stede, om 's mensdoms staat bedroefd.
Naardien de nood ons jaagt, waartoe te lang getoefd?
sem, Jafed, Noë, Rei
sem
De grond, heer vader, wordt schier vlot beneên ons voeten.Ga naar voetnoot1268
Vrouw moeder en uw zoons en uw schoondochters moeten
1270[regelnummer]
zich troosten heen te spoên naar 't grote zeegevaart;Ga naar voetnoot1270
dies komen we al gereed te gader herrewaart.
jafed
Wij staan reisvaardig: het gelieve u ons te leiden.
noë
Wat anders is 't van ver, wat anders in het scheidenGa naar voetnoot1273
en onder d' ogen. Ik, gemat en afgetreurd,
1275[regelnummer]
word met geweld en kracht van 't mensdom afgescheurd.
De liefde tot hun heil werkt krachtigst in het ende;
en komt ge nu getroost, als ballingen, d' ellende,
de zwarigheên op zee te dragen neffens mij?
Zo sta u d'almacht van den Allerhoogsten bij.
| |
[pagina 265]
| |
1280[regelnummer]
Ik zal ze ontvouwen om uw harten tegen lijdenGa naar voetnoot1280
te wapenen. Staat vast en helpt uw vader strijden.
Wien God beschermt, ontziet noch vuur noch watersnood.Ga naar voetnoot1282
Hij kan ons redden in het midden van de dood.
Gij ziet: de hemel hangt van gruwzaam onweer zwangerGa naar voetnoot1284
1285[regelnummer]
en wacht totdat we d' ark intreden, ook niet langer.
De hand des engels zal haar met een donderslag
toebonzen dat ze dreune en daavre, want ik mag
noch kan dien ondergang der wereld zien noch horen.
Och, mochten we in een zee van droeve tranen smorenGa naar voetnoot1289
1290[regelnummer]
en 't mensdom helpen, 'k schreide een zee van tranen uit!
De donder, bliksem, vuur en weerlicht zal 't geluid
van 't jammerlijk gekerm der stervenden verdoven.
Dan stort gestrenge wraak slagregens neer van boven
wel veertig etmaal lang. Getroost u krak op krakGa naar voetnoot1294
1295[regelnummer]
te horen, zonder schrik; het kraken op het dak
van hagelstenen en stortregen, zonder buien;Ga naar voetnoot1296
een storm van oost en west, van noorden en het zuien,
vier winden tegen een, hardnekkig en verstokt.
Dan rijzen we aan het zwerk, geslingerd en geschokt.
1300[regelnummer]
Zo slijten we den tijd in schaduwen en dampen
en leven bij geen zon, maar traan en rook van lampen.Ga naar voetnoot1301
sem
Heer vader, schroom niet, vaar met uw verhaal vrij voort.
jafed
D' Almachtige betemt de baren met een woord.
noë
Wij zullen, hemelhoog gedragen van de golven,
1305[regelnummer]
als in een levend graf, al levendig gedolven,
heendrijven, hobbelen en schokken nacht en dag,
| |
[pagina 266]
| |
driehonderd etmaal lang en zeventig. De slagGa naar voetnoot1307
en 't klotsen van den vloed en holle waterbaren
zou 't allerstoutste hart terneerslaan onder 't varen,
1310[regelnummer]
waar 't oor niet anders dan gedruis en buldren hoort
van wateren en wind; de doodschrik voor de poort
gedurig aanklopt en het aangevochten leven,
in nood van kistbreuk (schoon de kist is toegedrevenGa naar voetnoot1313
met werk en vet geteerd, bezorgd van hars en pek,)Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
blijft hangen in een schaal gewogen. Waar een lekGa naar voetnoot1315
of berst of balkbreuk of vergaring na het slopenGa naar voetnoot1316
het water inliet, dus ten halve schier verzopen
met zulk een zware vracht van levenden, wat raad?
Maar schroomt noch siddert niet: de Hoogste, onz' toeverlaat,
1320[regelnummer]
is machtig 't overschot der wereld in de vloeden
en 's afgronds waterkolk te waren en te hoeden.
Hij toomt de golven, schoon geen roer 't gevaarte stiert,
en ook den wilden aard van 't ingescheept gediert.
Hier huilt geen hongrig wolf, men hoort geen leeuwen brullen,
1325[regelnummer]
noch wrede tigers, die het woud met doodschrik vullen.
Men tell' de nagels met den hamer stijf en sterkGa naar voetnoot1326
geklonken in deez' kist, dit enig wonderwerkGa naar voetnoot1327
begrijpt meer wonderen dan nagels, wonderdommenGa naar voetnoot1328
waarvoor godloochenaars verbaasd staan en verstommen.
sem
1330[regelnummer]
Zo kan een scheutvrij hart de pijlen tegenstaan.Ga naar voetnoot1330
noë
De zee zal, zonder strand te kennen, weiden gaan
gelijk voorheen, eer God, om d' aarde te bereiden
tot 's mensen woonplaats, haar van 't water kwam te scheiden,
het schuimende element te stuiten op het strand.
| |
[pagina 267]
| |
1335[regelnummer]
Die zelfde Almogendheid bevat met ene hand
dit wonderlijk heelal, gewogen op zijn zwaarte.
Zij kan ons bergen en behoeft geen zeegevaarteGa naar voetnoot1337
van balken, dicht ineengedreven, als we zien,
opdat het u en mij tot enen vrijburg dien'.Ga naar voetnoot1339
jafed
1340[regelnummer]
Waartoe den arbeid van een eeuw hier aangehangen,Ga naar voetnoot1340
en onrechtvaardigen in hun verkeerde gangen,
gesteven? Nutter waar' hun 't leven kort ontzeid.Ga naar voetnoot1342
noë
De hoogste Goedheid zocht hen door lankmoedigheid
te brengen tot berouw en afstand van misbruiken.
1345[regelnummer]
Nu wil ze, opdat we zulk een waterval ontduiken,Ga naar voetnoot1345
door middel van deze ark behoên het overschot
der levendigen, op een driftig watervlot.Ga naar voetnoot1347
Beliefde 't haar, zij kon een ander middel vinden,
en hoeft de noodhulp aan geen houten vlot te binden.
1350[regelnummer]
Maar dit 's het raadbesluit van Gods voorzienigheid.
Hiertegen opstaan waar' een reukloos onbescheid.Ga naar voetnoot1351
sem
Die 't leven allereerst den mensen heeft geschonken
kon hen veranderen van zinnen en ontvonken
in liefde, om onderdaan te volgen Gods geboôn.Ga naar voetnoot1354
noë
1355[regelnummer]
Hij schonk ze een vrijen wil, van weerszij de even schoon,Ga naar voetnoot1355
een gouden handvest, keur het goed of kwaad te kiezen.Ga naar voetnoot1356
| |
[pagina 268]
| |
Bij nooddwang zou 't gerecht des Oppersten verliezenGa naar voetnoot1357
betaling t' eisen van een opgedrongen schuld.
Nu eist de schuldheer straf, na zijn misbruikt geduld.
1360[regelnummer]
Nu blijft de mens, verstokt in schendige gebreken,
en niet de Godheid, in deez' schuld rechtvaardig steken.
jafed
Zo sterven ze eeuwig, die door 's waters nood vergaan?
noë
Tenzij ze stervend in het ende zich beraên,
geraakt van naberouw; maar die hardnekkig smorenGa naar voetnoot1364
1365[regelnummer]
gaan door godslastering en eigen schuld verloren.
sem
De Godheid kon deez' straf kwijtschelden voor den spring.Ga naar voetnoot1366
noë
Toen 's hemels rechter streng ter jongste vierschaar gingGa naar voetnoot1367
waar Gods rechtvaardigheid en Gods genade pleitten,
kon geen verzoening bij gekwetste majesteiten
1370[regelnummer]
verworven worden. D' een stond d' ander in het licht.
De tong der weegschaal zweeg, zo lang ze in tegenwichtGa naar voetnoot1371
bleef twijflen; endlijk kwam de boosheid t' overwegen.
De vloek stond boven, na het zwichten van den zegen,
en 't mensdom, dat vergeefs zijn gruwelen verbloemt,
1375[regelnummer]
werd door het vonnis streng der straffe toegedoemd.
sem
Hoe zult ge weten, of de waatren weer vertrekken?
| |
[pagina 269]
| |
noë
Een raaf of duif kan ons een trouwe postbô strekken.
jafed
De waatren grimmelen van monstren, woest van aard.
Walvissen kunnen met een klink van hunnen staartGa naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
dat houten zeegeweld te gronde slaan en slopen.
noë
Zij schromen geen geweld, die op Gods toezicht hopen.Ga naar voetnoot1381
Al kwaam' een hele vloot, elk van een regiment
schuimbekkend hellespook bezeten, niemand kent
zich machtig 't heilig vlot te slopen en ontsnoeren.Ga naar voetnoot1384
1385[regelnummer]
Geen Leviatan durft zijn staart en vinnen roeren.Ga naar voetnoot1385
rei
Aartsvader, spoe u voort. De goddeloze rotGa naar voetnoot1386
van Enaks trots gebroed, besluit, ten schimp van God,Ga naar voetnoot1387
door boelen aangehitst, deez' cederen bosschage
aan brand te steken, en voorwind uw timmerageGa naar voetnoot1389
1390[regelnummer]
met enen stokebrand te delven in haar as.
Wat sammelt ge? De zon helt over naar het gras.Ga naar voetnoot1391
Tree voor: wij volgen u en komen uwe treden
in d' ark geleiden met voorspellinge en gebeden.Ga naar voetnoot1393
rei van engelenwacht
Eerste Zang
Bescherm, o Heer, o toeverlaat
| |
[pagina 270]
| |
1395[regelnummer]
van uw getrouwen, 't enig zaad
en al de hoop van Adams kinderen,
dat hun geen holle baren hinderen.
Zij rusten op uw hemelwacht
gerust en veilig, met de vracht
1400[regelnummer]
van wilden aard en tamme dieren.
Gij kunt den toom des afgronds vieren
en korten, zo het u behaag',
na 's mensdoms droeve nederlaag,Ga naar voetnoot1403
waar Noë drijft op uw genade.
1405[regelnummer]
Behoe zijn huisgezin voor schade,
opdat hij, na een lang verdragGa naar voetnoot1406
van jammeren, belanden mag,Ga naar voetnoot1407
wanneer, de wateren verschoven,Ga naar voetnoot1408
hij stof vindt uwen naam te loven.
Eerste Tegenzang
1410[regelnummer]
Als uwe hand het zware slot
ontsluit, zal hij, op uw gebod
te lande treênde, uw eer ontvouwen,
u dankbaar enen outer bouwen
op ene Godgewijde steê,
1415[regelnummer]
en offren u het zuiver vee,
en reine vogels. D' offerande
wil U, terwijl ze smoke en brande,
behagen en den hemel deur
verspreiden enen zoeten geur.
1420[regelnummer]
Gij zult beloven zijne telgenGa naar voetnoot1420
door vloên te schenden noch verdelgen,
schoon zij verwildren jaar op jaar,Ga naar voetnoot1422
zo lang het aardrijk vruchten baar',
de morgen aanbreke uit den oosten.
1425[regelnummer]
Belofte om Noahs rouw te troosten.
| |
[pagina 271]
| |
Tweede Zang
Hij zegent hem en zijn gezin,Ga naar voetnoot1426
opdat de hoofdstam telgen winn'.
Hij neemt ze, als herder, in zijn hoede;
verbiedt al wat in zijnen bloede
1430[regelnummer]
verstikte, t' eten om geen wraak
met bloed te voeden en den smaakGa naar voetnoot1431
tot dolle mensenmoorderijen
te koesteren en dwinglandijen.
Hij veiligt ze door ene wet
1435[regelnummer]
en wil den doodslag, als een smet,
met bloed afwassen door den degen,
en doodslag tegen doodslag wegen,
opdat elk 's mensen waarde kenn',
en niemand woest de handen schenn'
1440[regelnummer]
aan mensen, weerloos zonder wapen,
gelijk een beeld naar God geschapen.
Tweede Tegenzang
De Godheid sterkt dit heilverbondGa naar voetnoot1442
met enen eed, uit haren mond,
en zet een teken aan de wolken,
1445[regelnummer]
den regenboog voor alle volken,
gebogen midden in de lijst
der wereld, waar hij daalt en rijst
op 't oog: een boog uit vele verven,
die meest in blauw en rood versterven.Ga naar voetnoot1449
1450[regelnummer]
Het blauw bediedt den wereldvloed;Ga naar voetnoot1450
het rood een brand en wereldgloed,Ga naar voetnoot1451
twee oordelen, een nu gestreken,Ga naar voetnoot1452
| |
[pagina 272]
| |
het ander namaals uit te spreken,
wanneer het mensdom zal vergaan,
1455[regelnummer]
en voor de jongste vierschaar staan,
zo Enoch spelde lang tevoren.Ga naar voetnoot1456
Godvruchtigen ontzien Gods toren.
Het ganse huisgezin van Noë treedt in 't slot
van't hol gevaarte en eert het vaderlijk gebod.
1460[regelnummer]
D' aartsvader volgende, betuigt eerst menigvuldig
al schreiende: och wij zijn aan dit bederf onschuldig!
D' Aartsengel des gerechts Uriël komt, houdt stand.Ga naar voetnoot1462
Zijn gloênde fakkel barnt. Hij bonst met d'andre hand
de deur des ingangs toe, dat zeven sloten kraken.
1465[regelnummer]
Het nimmer slapende oog wil over Noë waken.
|
|