Lucifer. Adam in ballingschap, of Aller treurspelen treurspel. Noah, of Ondergang der eerste wereld
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| |
Tweede bedrijf
bouwmeester, Achiman
bouwmeester
Achiman, grootvorst, op het rijkste begenadigd
van vrouw Nature, en die uw heerschappij verdadigtGa naar voetnoot214
215[regelnummer]
met wapenen, daar staat mijn werk in top volbouwd.
De leste nagel is geklonken aan het hout.
Indien de Hoogste Macht uw reuzenkracht wil temmen
door enen watervloed, berei u om te zwemmen
of een gehele zee te drinken, want gij hoort
220[regelnummer]
hoe 's hemels almacht op het aardrijk is gestoord.Ga naar voetnoot220
achiman
Bouwmeester van 't gebouw, waaraan veel jaren zweetten,
hoe groot is 't van begrijp, met uwe maat gemeten?Ga naar voetnoot222
bouwmeester
Driehonderd ellen lang en dertig ellen wijdGa naar voetnoot223
en vijftig hoog. De deur, waardoor men binnen schrijdt,
225[regelnummer]
staat midden in de zij, de venster boven. Binnen
valt ruimte om daar verblijf en ook gerief te vinnen:Ga naar voetnoot226
drie zolderingen, een omhoog en een omlaag,Ga naar voetnoot227
en een in 't midden, om t' ontschuilen zulk een plaag.
achiman
Gij hebt naar uw vernuft dit dus bekwaam geoordeeld?
| |
[pagina 218]
| |
bouwmeester
230[regelnummer]
In 't bouwen volgde ik stipt des ouden vaders voorbeeld,
een tekening, waarin men niets bestraffen kan.Ga naar voetnoot231
achiman
En hoe behaagde uw werk in 't end den ouden man?
bouwmeester
Volkomen, want hij heeft dien arbeid rijk vergoudenGa naar voetnoot233
en zoveel schimp, geleên terwijl mijn knechten bouwden.Ga naar voetnoot234
achiman
235[regelnummer]
Verdroegt ge met geduld dien dagelijksen hoon?
bouwmeester
Wij kreunden 't ons niet eens en wrochten slechts om loon.Ga naar voetnoot236
achiman
Wie wil hij bergen voor der waatren ongenade?
bouwmeester
Gedierte en vogel, van elk slag de wedergadeGa naar voetnoot238
en gade, opdat ze weer aantelen op haar tijd.
240[regelnummer]
Wij zien ze alree gescheept en voor gevaar bevrijd.
Ik zag mijzelven blind, toen ze alle in orde samenGa naar voetnoot241
bij paren herwaarts aan, gelijk gedagvaard, kwamen,Ga naar voetnoot242
uit vier gewesten. Dit heeft zeven dagen langGa naar voetnoot243
geduurd. Nu rusten ze in 't volbouwde slotbedwang.
245[regelnummer]
Hij schaft ze nooddruft naar den eis en spijs en voederGa naar voetnoot245
en drank en onderhoud, gelijk een trouw behoeder:
want eer ze aankwamen uit gebergte, bos en veld,
had zijn voorzienigheid dien voorraad al besteld.Ga naar voetnoot248
| |
[pagina 219]
| |
achiman
Verneemt men genen strijd van duiven, raven, gieren,Ga naar voetnoot249
250[regelnummer]
van leeuwen, luiperden en tamme en wilde dieren,
en ongelijken aard, beschaduwd van één dak?
Gedoogt de wolf het lam? En zit de tiger mak?
bouwmeester
Der dieren koning, die de wouden plag te vullen
met ijslijkheên, weet hier van briesen noch van brullen.
255[regelnummer]
De draken nemen geen venijn op hunne tong.
De slangen sluimeren, gekronkeld in een wrong.
Indien de beer besta te grimmen en te gillen,Ga naar voetnoot257
d'oudvader weet hem fluks met een gezicht te stillen.Ga naar voetnoot258
'k Begrijp niet door wat kracht in dit benauwde kot
260[regelnummer]
de wreedheid staat verbaasd en hoe één mans gebodGa naar voetnoot260
deze onvernuftige en verslindende naturen,
alleen met enen wenk gebreideld, kan besturen.Ga naar voetnoot262
achiman
Hoe draagt zich Lamechs zoon, in wandel, spijs en dracht?Ga naar voetnoot263
bouwmeester
Gestreng en elk ten schimp. De ganse wereld lacht
265[regelnummer]
wanneer hij met een kleed van kemelshaar, geslagenGa naar voetnoot265
om 't lichaam, henestapt door koude en regenvlagen.
De zonen vlochten hem van biezen een matras,
om 's nachts te rusten of te waken op zijn pasGa naar voetnoot268
in een spelonke, waar de gade om zeven dagen
270[regelnummer]
haar weergade eens genaakt, en nog op 's mans behagen.Ga naar voetnoot270
Zodra de wakkre haan den midnacht innekraait,Ga naar voetnoot271
| |
[pagina 220]
| |
de zon van 't noorden naar de zuidas 't aanzicht draait,
verrijst de vader, schuw van 's levens tijd te kortenGa naar voetnoot273
met slapen, om voor God zijn nachtgebeên te storten,
275[regelnummer]
voor ons te bidden en te lozen zucht op zucht.
Men zag hem menigmaal ophangen in de luchtGa naar voetnoot276
van d'aarde, uit ijver diep verrukt in zijn gedachten,Ga naar voetnoot277
en enen glans om 't hoofd, gemat van jammerklachten,Ga naar voetnoot278
om d'onbekeerzaamheid der mensen, jarenlang
280[regelnummer]
gewaarschuwd voor den haast aanstaanden ondergang
van al wat adem schept, hetwelk zij traag geloven.
achiman
Onnoozle droefheid! Kwam het hartenwee dan boven?Ga naar voetnoot282
bouwmeester
Al wat den ouden man, gelijk een molensteen,
op 't hart legt, jammert hij, in 't barnen der gebeên,Ga naar voetnoot284
285[regelnummer]
met zilte tranen uit, die langs de kaken rollen.
Dan ziet men d' ogen rood bekreten en gezwollen,
een groef van tranen doorgelekt op elke wang,
het aanzicht, in een kreuk van rouwe bleek en bang
bestorven en te vroeg gerimpeld en gebroken.Ga naar voetnoot289
290[regelnummer]
De wenkbrauw hangt op 't oog, verslapt en traag gelokenGa naar voetnoot290
ten slaap en 't vasten put al 's lichaams krachten uit.
achiman
De bouwheer openbaarde u 't opperste besluit?
bouwmeester
Gedurig, en bleef ons nooit les en lering schuldig.
Bijwijlen wrong hij bei de handen ongeduldig
| |
[pagina 221]
| |
295[regelnummer]
en strooide troosteloos zijn klachten in den wind.
De rotsen bauwden 't na, en galmden: Zijt ge blind,
verstokt, versteend! Waakt op: de vloed wil u verrassen.Ga naar voetnoot297
Verlaat u op geen kracht noch zwaard noch harrenassen.
Bijwijlen greep hij zelf een hamer in de hand
300[regelnummer]
en dreef den arbeid aan, niet anders of al 't land
tot aan den hals verzonk. Wij lieten hem betijen
en gaven nooit geloof aan zulke razernijen.
achiman
Men mocht geloven dat het aan de zinnen schort.
Hij suft van ouderdom en zwakheid en verkort
305[regelnummer]
het leven met vergeefs te huilen en misbaren.Ga naar voetnoot305
bouwmeester
Deez' strenge telt een rij van zeswerf honderd jaren
en wou nooit luisteren naar 't vleien van gemak,
terwijl hij 't lichaam temt en schuw van huis en dak
blootshoofds en barrevoets, met moedernaakte benen,
310[regelnummer]
in open lucht, langs 't veld, door slijk en scherpe stenen
de rauwe voeten kwetst, in 't wasbad nooit gestoofd.Ga naar voetnoot311
Bijwijlen slaat hij eens een schapenvacht om 't hoofdGa naar voetnoot312
en schouders, waar de schaar', gezeten om te horen,Ga naar voetnoot313
geduld neemt. Maar zodra het dreigement van torenGa naar voetnoot314
315[regelnummer]
en straf en watervloed gelijk een donderstem
uitbuldert, schieten ze op en vluchten weg van hem,Ga naar voetnoot316
als een die raaskalt, of van razernij bezeten
veel nutter lag geboeid aan een metalen keten.Ga naar voetnoot318
achiman
Hoe dragen zich de zoons en zijne gemalin?
| |
[pagina 222]
| |
bouwmeester
320[regelnummer]
De vaderlijke zorg bewaart het huisgezin
in tucht en zedigheid. Zij, volgzaam en gebogen,
zien hunnen vader met eerbiedigheid naar d' ogen
en scheppen leerzaam hem de spreuken uit den mond,
gelijk de honingbij, omvliegende in het rond,
325[regelnummer]
den honingdauw, op tijm gedropen, weet te zuigen.
achiman
Men roept nochtans hoe Cham te node zich wil buigenGa naar voetnoot326
om 't juk van onderwijs te dragen, zo 't betaamt.
bouwmeester
Hij volgt zijn vaders les gehoorzaam, doch gepraamd,Ga naar voetnoot328
en houdt zich bij één vrouw alleen en onbesproken.
330[regelnummer]
Waar' Kaïn Abels moord zo zuur niet opgebroken,Ga naar voetnoot330
deez' wreevlige aard mocht ook door enen broederwrok
uitspatten en de broers voorthelpen met een stokGa naar voetnoot332
of steen of moordpriem. Maar deez' strenge leert dien kriegelenGa naar voetnoot333
en bijster barsen zich aan Kaïns onrust spiegelen.
335[regelnummer]
Aan Sem en Jafet ziet de vader zijnen wens.Ga naar voetnoot335
achiman
Zij nemen 't hier te nauw of wij te ruim. Eén mens,
één enig man verwijt alle andre hun gebreken.
bouwmeester
De boetgezant brengt net zijn wandel en zijn prekenGa naar voetnoot338
gestadig overeen en wordt geen ijvren moe.Ga naar voetnoot339
| |
[pagina 223]
| |
achiman
340[regelnummer]
Zo komt de titel van ‘rechtvaardig’ énen toe,Ga naar voetnoot340
en niemand meer, wat raad? Hoe staat ons dit te lijden?Ga naar voetnoot341
bouwmeester
Verstoor u niet: één man verandert gene tijden,Ga naar voetnoot342
noch stelt de wetten aan geweldigen als gij,
gesteigerd door uw kracht in top van heerschappij.
achiman
345[regelnummer]
Eén enig hoofd ontrust veel duizend onderdanen.Ga naar voetnoot345
bouwmeester
Hij schreit zijn ogen uit en smilt vergeefs in tranen.
achiman
Hij dreigt het ganse land te zetten in een zee.
bouwmeester
Hij dreigt en 't roestig zwaard wil langzaam uit de scheê.Ga naar voetnoot348
achiman
Een, onder schijn van dwaas, kon op zijn luimen leggenGa naar voetnoot349
350[regelnummer]
en naar regering staan. Wat valt erop te zeggen?
bouwmeester
Dit staat te duchten, zo de leraar aanhang wint.
Nu strooit deez' leringen van niemand ooit bemind.
Hij looft verstorvenheid en eigen wil te haten.Ga naar voetnoot353
Alle ogen kijken uit naar wellusten en staten
| |
[pagina 224]
| |
355[regelnummer]
en rijkdommen, behaald door loosheid of geweld,
het lekker lokaas waar elks oor naar overhelt.
Zo kan deez' strenge leer geen menigten bekoren.
achiman
Ik hiel me doorgaans schuw dat prevelen te horen,
doch nu hij 't leerambt dreigt te schorten uit verdriet,Ga naar voetnoot359
360[regelnummer]
laat ons eens luistren, het behage 't oor of niet.
bouwmeester
Daar treên de zoons vooruit, met koperen bazuinen.
D' inwoonders schieten toe, uit vestingen en tuinen
en hofsteên, vlek en slot, op luid bazuingeschal,
belust te horen hoe hij afscheid nemen zal.
365[regelnummer]
De vader volgt de zoons en zoekt zich t' ondersteunenGa naar voetnoot365
met ene sparre, waar zijne armen zacht aan leunen,
ten cederbos uit op twee bomen. Hij staat stil
en wenkt elk met de hand, als een die spreken wil.
De zedige eega zet zich neder voor zijn voeten
370[regelnummer]
met drie schoondochtren. Hij begint het volk te groeten.
noë, Achiman, Hofmeester
noë
Hoort toe, gij volken, zo voorspelling bij u geldt.
'k Heb, honderd jaren lang, den jongsten dag gespeld,Ga naar voetnoot372
doch ijdel en vergeefs. Nu is de dag geboren
die met den ondergang der zon u dreigt te smoren
375[regelnummer]
in enen eeuwigen verdoemden duistren nacht,
een nacht, die schemerlicht noch morgenstond verwacht.
Gij zult na dezen dag mijn aanzicht niet aanschouwen.
Dit stom gevaarte heeft gedurig onder 't bouwen
u toegeroepen: schrikt voor 't bruisende element,
380[regelnummer]
dat u bestormen komt en strand noch palen kent.Ga naar voetnoot380
Maar Gods lankmoedigheid, misbruikt al t' onboetvaardig,
| |
[pagina 225]
| |
na zoveel uitstel acht u geeft genade waardig,
die, van verwatenheid en wrevel overtuigd,Ga naar voetnoot383
u onder 't hoog gebod door geen waarschuwing buigt,
385[regelnummer]
ja voortvaart tot waar 't kwaad uit onmacht voortgang weigert.Ga naar voetnoot385
Uw lasterstukken staan nu kuin in top gesteigerd,Ga naar voetnoot386
gereed te storten van het overwichtig steil.Ga naar voetnoot387
Gij stort alree. Hier is geen hoop van enig heil.
Ik wil den oorsprong der ellende kort ontvouwen.
390[regelnummer]
Te reukeloos verhangt ge uw ziel aan schone vrouwen,Ga naar voetnoot390
aan Kaïns dochters. Al 't godvruchtig zaad van Seth,
ontaard van God, verlaat der vaderen stijl en wet,Ga naar voetnoot392
vermengt zich met den stam van Kaïn, nooit boetvaardig.
Uit dit vermengen spruit een afkomst, die boosaardig
395[regelnummer]
een pest en vlegel strekt van 't menselijk geslacht,Ga naar voetnoot395
een afkomst, die noch wet noch recht noch regel acht,
geen andre godheid kent dan 't zwaard, opzij gehangen;
een godheid, nimmermeer afkerig van ontvangenGa naar voetnoot398
en vrek in 't zegenen. 't Geweld, een afgodin,
400[regelnummer]
geeft wellust, eer en staat en sleept den rijkdom in.
Zij kan de harten der geweldigen veroveren
en in haar zachten schoot hun ogen zulks betoveren,Ga naar voetnoot402
dat zij verblind niet zien 't genakende ongeluk,
begravend alle vreugd in enen poel van druk.
405[regelnummer]
O overdwaalsen, van dien tuimelgeest bezeten,Ga naar voetnoot405
'k Heb mijne keel lang hees, mijn ogen blind gekreten
veel tijd verloren, niet gewonnen. Och, och, och,
laat ge u bekoren van blanketsel en bedrog,
een schoonheid, haast verwelkt! Geen roos verwelkte ooit radder.
410[regelnummer]
Wat koestert ge in uw bed en boezem? Och, een adder,
een giftige adder, die u 't haft afsteken zal!Ga naar voetnoot411
Dat vleien staat u op een eeuwig ongeval.Ga naar voetnoot412
| |
[pagina 226]
| |
Woudt gij u spiegelen, geen voorbeeld toont u nader
dan 't heilloos voorbeeld van den allereersten vader
415[regelnummer]
wat ene vrouw vermag. De snoeplust van een vrouw
ging boven God en al. Een endloos naberouw
trad na een mondvol sap de misdaad op de hielen,
toen zij, ten lusthove uit, in 's hemels ban vervielen,Ga naar voetnoot418
met al hun afkomst, aas van d'onverzoenbre dood.Ga naar voetnoot419
420[regelnummer]
De rampen spreidden zich rondom den wereldkloot.
Alle elementen, met de vloeken aangespannen,
bestormden Adams zaad gedurig. Dat leert mannen
zich onderwerpen der jonkvrouwen zinlijkheid!Ga naar voetnoot423
Waakt op, verlaat ze, eer gij die smet vergeefs beschreit.
425[regelnummer]
Haar vriendschap staat u duur. Verlaat uw bedgenoten,Ga naar voetnoot425
eer 's hemels grimmigheid, van boven uitgegoten,
u samen dompele in een grondeloos bederf:
het water schokt alree den bodem van deez' werf.
achiman
Hoe vader, heet ge ons voor een schoonheid d' ogen luiken?Ga naar voetnoot429
430[regelnummer]
Natuur schiep niet vergeefs: zij leerde een vrouw gebruiken.Ga naar voetnoot430
noë
God schiep één enige en verloofde ze aan den man.
Van Adam af tot Seth bestond het echtgespan
alleen bij twee, zo lang godvruchtigheid in waarde
van 't heilig voorbeeld der vooroudren niet veraardde,Ga naar voetnoot434
435[regelnummer]
hun onderwijs, gelijk een wet in 't hart gesneên,
gevolgd werd en het licht, dat uit den hemel scheen,
alle aardse duisternis verdreef uit zuivre zielen.
Maar toen de jongen door bekoringen vervielenGa naar voetnoot438
van d' oude zeden, wies 't getal der vrouwen aan.Ga naar voetnoot439
440[regelnummer]
Wat gruwlen durv' men nu niet denken en bestaan!
| |
[pagina 227]
| |
Kan God deez' boosheid koel aanschouwende, gehengenGa naar voetnoot441
dat moeders, dochters en de zusters zich vermengen,
de vaders, zoons en broers, te tomen noch verbiên,
als dieren, los van band, geen schennissen ontzien,
445[regelnummer]
geen bloedschande, overspel, noch bijstre lasterstukken?
Dit kon de oorsprong der genade zo verrukkenGa naar voetnoot446
van zijn nature, dat Hij zwoer, vol naberouw
om 't scheppen van den mens, veraard van God en trouw,
door enen watervloed al 't mensdom weg te spoelen.
450[regelnummer]
Gaat hene, zoekt nu troost en hulp bij schone boelen,Ga naar voetnoot450
een kranken toeverlaat in zulk een watersnood.Ga naar voetnoot451
Eén schrede is tussen u en d' onontvluchtbre dood.
achiman
Men zegt hoe geesten, die omhoog op wolken treden,Ga naar voetnoot453
bekoord door schoonheên, zich vermengden hier beneden
455[regelnummer]
met keur van maagden, 'twelk een kroost te voorschijn brocht
waarin men levend twee naturen zag verknocht,
gemengd van geest en mens uit zulk een paar gesproten.
Verslingren geesten zelfs op aardse bedgenoten,
vergeef den grootvorst dan deez' dertle vrouwenzucht.
noë
460[regelnummer]
Verwijfden poogden door dit lasterlijk geruchtGa naar voetnoot460
hun ongebondenheên, te schendig om te noemen,
| |
[pagina 228]
| |
met enen schonen glimp te dekken en verbloemen.
Doch geen gezonde reên, geen wijs vernuft gehengtGa naar voetnoot463
dat zich d'onsterflijkheid met sterflijkheên vermengt.
465[regelnummer]
Laat deez' gedichtsels, die de geilheid voên, dan varen.
achiman
Gelukkig leven ze, die 't eêlste van hun jarenGa naar voetnoot466
besteên in wellust, eer 't hun d' ouderdom benijdt.
noë
Gelukkig leven ze, die zuiver 's levens tijd
besteden, God ter ere, in bloeiendst van hun leven.
achiman
470[regelnummer]
't Gebruik van 't leven is den mens gemeen gegevenGa naar voetnoot470
met stomme dieren. Het verdwijnt gelijk een rook.
Men zag nooit iemand die voor 't licht zijn ogen look,
verrijzen uit het graf. Geen mens verstaat tevoren
met kennis, eer hij van een vrouwe wordt geboren,
475[regelnummer]
zijn levens oorsprong en vaart hene met een zucht.
De geest verdwijnt gelijk een damp in dunne lucht,
gelijk een schaduw, als de zon begint te dalen,
en kan den adem, na dien doodsnik, niet herhalen.Ga naar voetnoot478
Het staat eens vastgesteld dat niemand wederkeert.Ga naar voetnoot479
noë
480[regelnummer]
Och Seth, och Enoch, hoort. Hoor, Henoch, wat men leert.Ga naar voetnoot480
Die pijlen komen uit den koker van verbasterd
verwilderd reuzenzaad, 'twelk 's Hoogsten naam verlastert.
Houdt u gewaarschuwd, eens voor eeuwig, dat ge scheidt
van 't heilloos vrouwendom, 't welk mannen lagen leit,
485[regelnummer]
verblind door wellusten en stijft in alle boosheid,
of wacht vergeldingen naar uwe goddeloosheid.Ga naar voetnoot486
| |
[pagina 229]
| |
De roe, die langzaam komt, wil met te feller slag
uw statie treffen. Waakt. Beraadt u, eer de dag,Ga naar voetnoot488
de leste dag van boete, ontschoten, 's hemels plagen
490[regelnummer]
deze eeuw, verzwerende rechtvaardigen te dragen,
al teffens dompele in de grootste jammernis,
die met geen tranen noch berouw te boeten is.
achiman
Het luste ons 's levens tijd, nu tijdig en voorhanden,Ga naar voetnoot493
te bezigen, ontboeid van tucht en strenge banden.
495[regelnummer]
Het luste ons deze leên, nu jeugdig en gezond,
te bezigen, en niet, geprangd door nauw verbond,Ga naar voetnoot496
zwaarmoedig, hangends hoofds, te jammeren, te treuren.
Schenkt wijn. Brengt balsem. Juicht. Het mag ons nu gebeuren.Ga naar voetnoot498
Vlecht rozenkransen, zet op elke knie een bruid,
500[regelnummer]
eer 's levens tijd verloop', de dood den draaiboom sluit'.Ga naar voetnoot500
Belieft het vader, hij mag spelen, daar wij dansen.Ga naar voetnoot501
Een jeugdig hart verzuim' noch feest noch bruiloftskansen.
noë
Een schone vrouw is geil en trots en trouweloos.
Haar afkomst volgt den aard der moeder, vals en boos.Ga naar voetnoot504
505[regelnummer]
De hemel, lang getergd doop bloedschand, zal 't zich belgenGa naar voetnoot505
en 's overspeelders bed en zijne vrucht verdelgen.
hofmeester
Doorluchtste wereldvorst, het joffrentimmer wacht
| |
[pagina 230]
| |
uw komst op 't juichend hof, vol heerlijkheid en pracht.
De bruid verlangt of zij uw aanspraak mag genieten.Ga naar voetnoot509
achiman
510[regelnummer]
Wij zien de menigten dit prevelen verdrieten.Ga naar voetnoot510
Deez' feestdag is de vreugd der groten toegewijd.
Wie 't leven niet gebruikt, beklaagt d' ontschoten tijd.
De tijd vereist dat wij de vorsten welkom heten.
noë
Toehoorders hier rondom voor Reuzenburg gezeten,
515[regelnummer]
ziet toe, de tijd verloopt. Verzuimt ge Gods genâ,
het zal u rouwen, eer de zon te water ga.
rei van engelenwacht
Eerste Zang
Waar is de klare luister
gebleven, die voorheen
uit 's eersten vaders aanschijn scheen!Ga naar voetnoot519
520[regelnummer]
Hoe ziet Gods beeld dus duister,
dat eerst zo helder blonk,
toen d' ongekrenkte reden,Ga naar voetnoot522
bestierende al des mensen leden,
als met een toom bedwongk.
525[regelnummer]
Het lichaam, zijne plichten
bewarende, bestaatGa naar voetnoot526
niets buiten zijn gestelde maat
te reppen, maar leert zwichten.Ga naar voetnoot528
Het luistert en ziet om,
| |
[pagina 231]
| |
530[regelnummer]
ook zonder wederstreven,
naar deez' voogdes, den mens gegeven
van 't hoog Almogendom,
waar ziel en lichaam paren,
als zangk en klank van snaren.
Eerste Tegenzang
535[regelnummer]
't Vernuft van Jubal bouwde,Ga naar voetnoot535
op 't gadeslaan van klank
en maat, het lieflijk maatgezangk,
dat zich vol geest ontvouwde.
Der zangen vader wist
540[regelnummer]
door onderling vermengen
een hemelse eendracht voort te brengen,
uit klankkrakeel en twist.Ga naar voetnoot542
Hij bindt de schapendarmen,
metalen, elpenbeen,
545[regelnummer]
schalmeihout, wind en keel aaneen.
Zij ketelen en karmen.Ga naar voetnoot546
De gallem geeft den geest,Ga naar voetnoot547
of wordt gezwind herboren.
Zo leidt hij mens en dier bij d' oren;
550[regelnummer]
een vond, die rouw geneest.Ga naar voetnoot550
Dus stemden ziel en leden,
eer Adam vluchtte uit Eden.
Tweede Zang
Nu strijden d' ongelijken.Ga naar voetnoot553
Het lichaam luistert niet
555[regelnummer]
naar 'tgeen de geest met God gebiedt.Ga naar voetnoot555
't Gebrek ontzegt te strijkenGa naar voetnoot556
| |
[pagina 232]
| |
voor reden en de mens
wil onder God niet buigen,
schoon hem de misdaên overtuigen.Ga naar voetnoot559
560[regelnummer]
De Hoogste mist zijn wens.Ga naar voetnoot560
De heilige herauten
vermanen vruchteloos
hardnekkigen, verstokt en boos.
Wat raad met zulke stouten!Ga naar voetnoot564
565[regelnummer]
Zij zingen enen zang.
Zij zwichten niet, noch schromen.
De wereld draagt geen vromen,Ga naar voetnoot567
en spoedt ten ondergang.
Het uurglas is verlopen.
570[regelnummer]
Wat heil staat hier te hopen!
Tweede Tegenzang
Kon Noë, door vermanen
tot afstand en berouw
uit vaderlijke trouw,
in ene zee van tranen
575[regelnummer]
verdrinken al het kwaad,
eer God hen overrompelt,
hij had het lang gedompeld.Ga naar voetnoot577
Maar niemand hoort naar raad.
Wie spiegelt zich aan 't endeGa naar voetnoot579
580[regelnummer]
van Kaïn, die verbaasdGa naar voetnoot580
onrustig voortvlood met der haast,
vol wanhoop en ellende!
Hij bouwde een stad, doch vond
zich in geen vesting zeker.
585[regelnummer]
In 't harte zat de worm, een wreker,Ga naar voetnoot585
| |
[pagina 233]
| |
die hem naar 't leven stond.
Zijn afkomst is veroordeeld.
Hier baat noch les noch voorbeeld.
|
|