Jeptha, of offerbelofte. Koning David hersteld. Faëton, of roekeloze stoutheid
(2004)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
Eerste bedrijf
joab, Sobi
joab
Prins Sobi, recht te pas van God de AlbewegerGa naar voetnoot1
uit Rabba hier gestuurd met voorraad voor het leger,Ga naar voetnoot2
verkondschapt ons zijn komst. Wachtmeester ga terstond,Ga naar voetnoot3
onthaal hem naar zijn staat. Deez' heid' en dorre grond
5[regelnummer]
eist toevoer voor het volk, dat moe en mat van trekken,Ga naar voetnoot5
drie etmaal zonder rust, niet lang de dis kan dekken
met kost van Machir en Barsillai onverwachtGa naar voetnoot7
ons hier te Manaïm milddadig toegebracht.Ga naar voetnoot8
Een leger hoeft teveel om dagelijks te teren
10[regelnummer]
en wat de maag ontbreekt, zou 't hart aan moed ontberen.
Een hart dat vechten wil, eist nooddruft. Een soldaatGa naar voetnoot11
die wel gedost is en gevoederd eer hij slaat,Ga naar voetnoot12
verstrekt een dubbel man. De zenuw wordt gesteven,Ga naar voetnoot13
het zwaard met groter moed de vijand toegedreven.
15[regelnummer]
Daar komt prins Sobi, ruim tien jaren na de dag
dat ik te Rabba hem 't gebied opdragen zag,Ga naar voetnoot16
toen ons het lang beleg zo zegenrijk gelukteGa naar voetnoot17
en David Hanons hoofd die gouden kroon ontrukte.
| |
[pagina 116]
| |
Hij is nog dankbaar aan de koninklijke held,Ga naar voetnoot19
20[regelnummer]
zijn leenheer, die hem heeft in broeders erf hersteld,
en Ammons oud gezag. Laat hier geen licht ontbreken.
Trouwanten spoedt u. Past meer fakkels aan te steken.Ga naar voetnoot22
Zijt welkom, brave prins! Hoe komt ge hier zo spa?Ga naar voetnoot23
sobi
Doorluchtste veldheer van de koning, wiens genâ
25[regelnummer]
ons eeuwig houdt verplicht, ik kom uw legerhuttenGa naar voetnoot25
met luttel voorraad van 't gebergt' nog onderstutten.
Ontvang tapijt, matras, en vaten, bekkens meê,Ga naar voetnoot27
meel, honing, tarwe, gerst, en zuivel, vrucht, en vee,
geringe tekens van een dankbaar hart, met enen
30[regelnummer]
onz' lijfwacht, u ten dienst. Gebied, wij trekken hene
waar koning David lust te trekken, om de zoon,
die zijnen vader stout naar 't hart steekt en de kroon,Ga naar voetnoot32
te helpen stuiten en dat ongelijk te slechten.Ga naar voetnoot33
joab
Getrouwe prins, men kent in hoge nood d'oprechten
35[regelnummer]
en vrienden. Louter goud blinkt heerlijk op de toets.Ga naar voetnoot35
De koning, balling uit zijn hoofdstad, met meer moeds
dan macht voorzien, laat zich uw aankomst wel gevallen.
Hij rust een kleine wijl. Wij waken voor de wallen
van Manaïm. Men wacht op 't rijzen van de dag.Ga naar voetnoot39
sobi
40[regelnummer]
Het lust me midlerwijl, indien 't u beuren mag,Ga naar voetnoot40
te horen hoe het stond met uwe twalef staten,Ga naar voetnoot41
waarom Jeruzalem zo plots'ling werd verlaten,Ga naar voetnoot42
| |
[pagina 117]
| |
de stoel van Jesse's rijk het oproer ingeruimd.Ga naar voetnoot43
joab
De zeeman die de storm opsteken ziet, verzuimt
45[regelnummer]
geen zeil te strijken eer hem 't onweer koom' verrassen.
Het was geen slapens tijd, maar tijd op 't roer te passen.
De reedste haven in te lopen diend' ons best.Ga naar voetnoot47
Dit oproer spreidde zich door 't land gelijk een pest,
sloeg voort van stad tot stad. De twalef stammen spanden
50[regelnummer]
eenstemmig t'zamen om de vader aan te randen
ter liefde van de zoon, en eer men 't onweer hoortGa naar voetnoot51
van verre komen, stormt het vrees'lijk op de poort
te Sion, waar het krielt van weifelende tongen.Ga naar voetnoot53
Wij vonden binnen en van buiten ons besprongen,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
verkozen oostwaarts op de brullende woestijn,Ga naar voetnoot55
waar ons 's aartspriesters zoons, in die verbaasde schijn,Ga naar voetnoot56
ontdekten hoe ze stil in enen put gescholenGa naar voetnoot57
't gevaar ontslipten en, gelijk hun was bevolen,
vermaanden d'overzij der stromende JordaanGa naar voetnoot59
60[regelnummer]
te kiezen in de nacht, bij 't schijnen van de maan,
eer wreed' Achitofel met twalefduizend mannen,Ga naar voetnoot61
gelijk hij voorsloeg, ons nazettend aan kwam rannen.Ga naar voetnoot62
sobi
Uw heil bestond in 't vliên met volle ren en toom.
Maar nu, hoe ging het voort?
| |
[pagina 118]
| |
joab
De koning koos de stroom
65[regelnummer]
op deez' waarschuwing voor de stoute scepterroverGa naar voetnoot65
en raakte, toen de zon eerst opkwam, 't water over
langs wad en zandplaat met zijn vaartuig, balk en ton.Ga naar voetnoot67
Nog schroomden wij 't gevaar, hoewel men d'oostzij won,Ga naar voetnoot68
en spoedden langs de stroom drie dagen en drie nachten,
70[regelnummer]
van Jericho tot hier, waar wij de vij and wachttenGa naar voetnoot70
all' ogenblikken, met deez' kleine macht voorzien.
sobi
Waar ik u dienen kan, gij moogt me vrij gebiên.
Het loop' zo hoog als 't wil, mijn vorstendom staat open.
joab
Wij slaan 't niet af, mijn heer, want hier valt min te hopen
75[regelnummer]
en meer te vrezen voor de koninklijke stam.
sobi
Hoe droeg de zoon zich toen hij binnen Sion kwam?
joab
De zon kwam 's morgens niet zo dra het hof beschijnen,
of haar gemoett' een kreet uit d'opene gordijnen,
een kreet van al de stad, die vol verbaasdheid zagGa naar voetnoot79
80[regelnummer]
hoe die verwaten zoon op 't gulden hofdak lagGa naar voetnoot80
in d'armen en de schoot van vaders bedgenoten.Ga naar voetnoot81
Het heilig hemels licht, gedoodverfd en verschotenGa naar voetnoot82
van zulk een gruwelstuk, scheen driewerf achteruit
te varen, toen al 't hof met een bazuingeluid
85[regelnummer]
de burgers opwekt' om het lasterstuk t'aanschouwen.
Dit gaf de weif'laar, die nog twijfeld', een betrouwenGa naar voetnoot86
dat d'onverzoenbaarheid nu eeuwig tussen zoon
| |
[pagina 119]
| |
en vader stand greep, hij gerust de nieuwe kroon
aanhangen mocht. Op dit gerucht en landgeschaterGa naar voetnoot89
90[regelnummer]
viel wat nog tegenstond hem toe, gelijk het water
door een gebarsten sluis. Wat wachten w' anders als
de twalef stammen met de dag op onze hals?
sobi
Hoe stinkt die schelmse zoon nu zijnen vader tegen!Ga naar voetnoot93
joab
De blinde vader is nog min met zich verlegenGa naar voetnoot94
95[regelnummer]
dan met die boze schelm. Zo gij de koning spreekt,
rep van geen Absalom die hem naar 't harte steekt
en nazet in zijn zog. Zo wij de zege derven,Ga naar voetnoot97
wat David aanhangt zal met David moeten sterven.
Wie anders rekent is verbijsterd en, te spaGa naar voetnoot99
100[regelnummer]
tot kennis komende, zal 't leren met zijn schâ.
Hier is meer moed dan hoop in 't leger. Loopt de zegen
in 't vechten hand voor hand het recht des konings tegen,
'k getroost m' in 't harrenas te sterven als een held.
En koom' ik Absalom bejegenen in 't veld,Ga naar voetnoot104
105[regelnummer]
dit zwaard, in Davids dienst gebruikt een rij van jaren,
zal die veraarde en weerspannige niet sparen.Ga naar voetnoot106
De vader duide 't en versta het zo hij wil.
Men schimpt met gene kroon. Dit is een bloedgeschil.Ga naar voetnoot108
De broederslachter heeft zijn bloed niet kwijtgeschouden,Ga naar voetnoot109
110[regelnummer]
de zusterschennis die geweldenaar vergoudenGa naar voetnoot110
in vaders weerwil, en dit recht zelf toegestaan.Ga naar voetnoot111
Wij volgen 't spoor waarop hij ons is voorgegaan
en nu met groter recht, want waar de zoon de vader
| |
[pagina 120]
| |
verongelijkt en als een schalk en aartsverraderGa naar voetnoot114
115[regelnummer]
de staat verkracht, dat is een schuld die hoger klaagtGa naar voetnoot115
dan 't overweldigen en schenden van een maagd.
Hij richtt', opdat noch nijd, noch tijd zijn naam uitwisse,Ga naar voetnoot117
een marmer-eerbeeld op ter erfgedachtenisseGa naar voetnoot118
in 't koninklijke dal omtrent Jeruzalem,
120[regelnummer]
maar 'k zweer het anderwerf en zal 't ook houden hemGa naar voetnoot120
- Kan deez' gevloekte het ontworst'len, noch ontvechten -Ga naar voetnoot121
een erfgedachtenis, een steenhoop op te rechtenGa naar voetnoot122
ter ere van zijn lijk, dat ieder overal
aan zijn baldadigheid wel eeuwig denken zal.Ga naar voetnoot124
sobi
125[regelnummer]
Verdaagt u Absalom, de koning zal in 't strijdenGa naar voetnoot125
vooruittreên om de zoon al vechtende te mijden,
te vangen ongewond en levendig, indien
het moog'lijk zij.
joab
Geenszins, men zal hierin voorzien.
De zoon te sparen waar' het rijk en 't leger wagen.
130[regelnummer]
Dit is geen spiegelstrijd. Hier volgen op de slagenGa naar voetnoot130
kwetsuren, doden, waar men toehouwt, steekt en schiet.
Verschoont de vader hem, de zoon verschoont hem niet,Ga naar voetnoot132
maar past de vader door de helm in 't hoofd te treffen.Ga naar voetnoot133
Hier sneuvelt één van beid', eer staat geen reek'ning effen.Ga naar voetnoot134
135[regelnummer]
Men hoop' op geen verdrag, want schoon de vader sterft,
nog blijft de vijandschap, die op de nazaat erft.Ga naar voetnoot136
Staatzuchtig' Absalom zal Salomo niet wijken,Ga naar voetnoot137
al zou hij anderwerf de rijken tegen rijken,
| |
[pagina 121]
| |
de leeuwen tegeneen ophitsen in een perk.
140[regelnummer]
Gij voorraadmeesters, voort, valt dadelijk aan 't werk
en deelt die vooraad uit aan alle legersteden.
Belieft het u, mijn heer, laat ons naar binnen treden
ter poort' in, daar misschien de koning, opgewekt
uit zijne ruste, vraagt waarom mijn komst vertrekt.Ga naar voetnoot144
rei van hovelingen
Zang
145[regelnummer]
De hemel zorgt voor zijn getrouwe vrienden
in hunnen nood.
God spijsde z' al die Hem van harte dienden,
uit Zijnen schoot.
Hij weet in nood zelfs onbesneên te wekken.Ga naar voetnoot149
150[regelnummer]
Wie had gedacht
dat Sobi nog dus spa zou herwaarts trekkenGa naar voetnoot151
bij duister' nacht,
om voorraad en nooddruftigheid te schaffenGa naar voetnoot153
voor 't oorlogsvolk.
155[regelnummer]
De hemel straft, en zalft nog onder 't straffen.Ga naar voetnoot155
Eer zou een wolk
zich openen en hemels manna reeg'nenGa naar voetnoot157
in 's hongers mond,
dan d'Opperste Zijn dienaars niet zou zeeg'nen
160[regelnummer]
naar 't Oud Verbond.Ga naar voetnoot160
Tegenzang
De vaders die in heiden en woestijnen,Ga naar voetnoot161
op 't woeste veld
| |
[pagina 122]
| |
bij duizenden van elk verlaten schijnen,
en voor 't geweld
165[regelnummer]
van Faro vliên, om vrij van slavernijenGa naar voetnoot165
en zonder smet
de hemel zijn slachtoffers toe te wijenGa naar voetnoot167
naar Mozes' wet,Ga naar voetnoot168
bevonden hoe de hemelse genade
170[regelnummer]
hen onderhiel,Ga naar voetnoot170
toen God al 't heir zo lang met mann' verzaadde,Ga naar voetnoot171
dat nederviel
gelijk de dauw, waar zij op blijde wijzen,Ga naar voetnoot173
en rijke lof
175[regelnummer]
uit dankbaarheid en ijver opwaarts rijzenGa naar voetnoot175
naar 't hemels' hof.
Toezang
Een edel hart schept altijd vreugd
in weldoen, en een oude deugd
wordt dikwijls nog in acht genomen.
180[regelnummer]
Prins Sobi, in zijn erf hersteldGa naar voetnoot180
en 's vaders groot gebied, vergeldt
deez' weldaad nog ten troost der vromen.Ga naar voetnoot182
De held vergeet zijn eigen nut,
opdat hij 's konings leger stutt',
185[regelnummer]
dat hulp behoeft, in dit geweste
ter nood gevlucht en onvoorzien
van nooddruft door het haastig vliên.Ga naar voetnoot187
Een dankb're geeft zijn hart ten beste.Ga naar voetnoot188
|
|