Inwydinge van 't stadthuis t'Amsterdam
(1982)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 135]
| |
10. Beschrijving van de buitenkant van het stadhuis865[regelnummer]
De gevel voert in top Voorzichtigheit, en Vrede.
Rechtvaerdigheit bekleet, ter slincke hant, haer stede,
Regeert met haeren staf, en weeght een ieders Recht,
Gelijck en ongelijck, door 's weeghschaels tong beslecht.
De westerzon verzinckt ontrent de westkim zachter,
870[regelnummer]
Om zich te spiegelen in 's gevels prael van achter,
Daer deze hooftstadt draeght den hoedt van Godt Merkuur,
Den graetboogh en kompas en kaertboeck kaert en stuur
Kanaster bael en kas ziet slingren voor haer voeten,
Ga naar voetnoot873
Als schatten, die door winst al 's koopmans zorgh verzoeten.
875[regelnummer]
Vier weerelden, en elck uit een verscheide lucht
Genaecken de Godin, en offren haere vrucht,
Uit rechte eerbiedigheit, het goutrijck Amerijcke,
't Wydtheerschende Asia, het leeuwenvoênde Afrijcke,
Het burgerlijck Europe ontvouwen door dien schat
880[regelnummer]
En gaven haere gunst, gedraegen deze Stadt,
Die alle kusten kent, en omzeilt, en bewandelt,
Met geele en zwarten Moor, en alle uitheemschen handelt,
Van daer het gouden hooft des morgens straelt, en praelt,
Of 's avonts in den schoot van Thetis nederdaelt,
885[regelnummer]
Of 's middaeghs blaeckt, of 's nachts, by 't grimmen van
de Beeren,
Geen ys ontdojen kan, noch sneeuw en sneeujaght deeren.
Dus schijnt de weerelt heel om Amsterdam gebouwt,
Gelyck menze, op haer' troon gezeten, hier aenschouwt.
Drie beelden staen in top. de Sterckheit, grof van
leden,
890[regelnummer]
Zich aen den pyler hout. de breidel is de Reden
Met reden toegeleght, en Athlas onderschraeght
Op zyne schouders fors den hemel, dien hy draeght,
Waerin al d' aerdtkloot hangt, gedeelt aen aerde en baren,
Om wien de zeeman durf naer alle kusten vaeren,
895[regelnummer]
Op 't wyzen van 't kompas, en 't schieten van den
boogh,
Die 't wackerste vernuft van Tifis noit bedroogh.
| |
[pagina 136]
| |
De bezichtiging van het stadhuis wordt weer opgepakt. Allereerst voert Vondel de lezer langs de gevelbeelden die op de drie hoeken van het oostelijk fronton zijn geplaatst, vervolgens wordt het westelijk fronton beschreven met de daarbij behorende gevelbeelden.
| |
De gevelbeelden op het oostelijk frontonDe beelden van de Voorzichtigheid, van de Vrede en van de Rechtvaardigheid sieren de hoeken van het oostelijk fronton, aan de voorkant van het stadhuis (vs 865-868). De Voorzichtigheid en de Rechtvaardigheid, die door vrouwelijke figuren worden uitgebeeld, zijn twee van de vier kardinale deugden. De andere twee zullen we op het westelijk fronton tegenkomen. Door de eeuwen heen heeft men zich met de leer der deugden beziggehouden, waarbij de vier hoofddeugden centraal stonden. Ook in de 17e eeuw
Fig. 16 ‘Vrede’, gevelbeeld van het
stadhuis. (Uit H. Quellinus, De voornaemste Statuen (...), dl. 2,
1663.)
| |
[pagina 137]
| |
zijn deze kardinale deugden een geliefd onderwerp van beschouwing. In alle takken van kunst uit die tijd komen wij ze tegen. Het zijn: de Voorzichtigheid of Wijsheid (Prudentia), de Rechtvaardigheid (Justitia), de Standvastigheid of Kracht (Fortitudo) en de Gematigdheid (Temperantia). De Voorzichtigheid, het eerste gevelbeeld dat Vondel noemt, is de intellectuele, redelijke deugd. Zij is een directe weerspiegeling van het Goddelijke in de mens en uit deze deugd komen de andere drie hoofddeugden voort. Daarom is de Voorzichtigheid één van de belangrijkste deugden: zonder wijsheid kan de mens niet op een redelijke, deugdzame wijze handelen. De Voorzichtigheid draagt in haar rechterhand een spiegel en om haar linkerhand kronkelt een slang. Beide attributen symboliseren de kennis van verleden, heden en toekomst, waardoor het wijze handelen gewaarborgd wordt. De Rechtvaardigheid is een zedelijke deugd die voortkomt uit de Wijsheid, want wie wijs is, kan niet onrechtvaardig zijn. Vrouwe Justitia staat voor het rechtvaardig handelen. Zij heeft als attributen een weegschaal, die het recht afweegt, en een scepter met het alziend oog. Het is geen toeval dat op executiedagen het schavot precies onder het beeld van de Rechtvaardigheid werd neergezet. De beelden van Voorzichtigheid en Rechtvaardigheid staan op de twee zijhoeken van het fronton. Op de bovenhoek staat het beeld van de Vrede. Vrede is zelf geen deugd, maar het resultaat van Voorzichtigheid en Rechtvaardigheid. Als men wijs en rechtvaardig handelt dan resulteert dit vanzelf in vrede. De Vrede wordt uitgebeeld als een vrouwefiguur met in haar linkerhand een olijftak, in haar rechterhand een slangenstaf en aan haar voeten de hoorn van overvloed. De olijftak is het gebruikelijke symbool voor de vrede, terwijl de slangenstaf van Mercurius naast vrede ook wijsheid uitdrukt. De hoorn des overvloeds symboliseert het resultaat van vrede en wijsheid. Dat het oostelijk fronton bekroond wordt met het beeld van de Vrede is in overeenstemming met de voorstelling op het fronton zelf, dat immers Amsterdams vredesheerschappij over de zeeën uitbeelt (zie p. 120-121). Tevens brengt dit gevelbeeld de vrede met Spanje van 1648 in herinnering, het jaar waarin het besluit tot de bouw van het nieuwe stadhuis werd genomen.
| |
Het westelijk frontonVervolgens gaat Vondel over naar de geveldecoraties aan de achterzijde van het stadhuis. De voorstelling op het westelijk fronton maakt het beeld van de Amsterdamse vredes- en handelsheerschappij, begonnen op het oostelijk fronton, compleet (vs 869-888). Opnieuw vertelt Vondel hoe ook op dit fronton de Amsterdamse stedemaagd, | |
[pagina 138]
| |
gezeten op haar troon, wordt gehuldigd. De stedemaagd draagt de hoed van de handelsgod Mercurius en aan haar voeten liggen verschillende scheepsbenodigdheden. Hier wordt de Amsterdamse stedemaagd geëerd door de vier toen bekende werelddelen: Amerika, Azië, Afrika en Europa, die haar allerlei handelsgoederen aanbieden. Het ‘goutrijck’ (vs 877) Amerika wordt voorgesteld door een mannefiguur met een verentooi en een pijlenkoker; zijn gevolg biedt de stedemaagd goud aan. Het ‘wydtheerschende’ (vs 878) Azië wordt verbeeld door een oosters uitziende mannefiguur met een tulband en een wierookvat die een kameel aan de hand leidt. Het ‘leeuwenvoênde’ (vs 878) Afrika is afgebeeld als een negerin met slangen rond haar been die een leeuw bij de manen houdt. Haar begeleiders slepen koopwaren aan, zoals ivoor en graan. Het ‘burgerlijck’ Europa (vs 879) tenslotte, wordt voorgesteld als een statige vrouwefiguur met een keizerskroon op haar hoofd; zij biedt aan de Amsterdamse stedemaagd de hoorn des overvloeds aan. Vondel verbindt de beschrijving van de beeldengroep op het westelijk fronton direct met de erin uitgedrukte betekenis: de handelsheerschappij van Amsterdam over de wereld. Het lijkt net, zegt hij, alsof de hele wereld om Amsterdam heen is gebouwd.
| |
De gevelbeelden op het westelijk frontonAls laatste onderdeel van zijn rondleiding langs de buitenkant van het stadhuis beschrijft Vondel de drie gevelbeelden die aan de achterkant van het stadhuis op het westelijk fronton staan: de Kracht, de Matigheid en Atlas (vs 889-896). Kracht en Matigheid zijn de twee andere kardinale deugden. De Kracht wordt voorgesteld als een mannefiguur in wapenrusting met in zijn rechterhand een fakkel en in zijn linkerhand een boek. Hij wordt vergezeld door een haan. De wapenrusting geeft de dapperheid, de moed, aan, terwijl de fakkel en de haan de waakzaamheid symboliseren. Het boek zou het belang van de wijsheid kunnen weergeven. De Matigheid, die de hartstochten beteugelt door middel van het verstand, wordt voorgesteld als een vrouw met een breidel of teugel in haar hand. De breidel is een attribuut dat het middel aangeeft waarmee de hartstochten in de hand gehouden kunnen worden, zoals een voerman dat doet met zijn paarden. Het gevelbeeld van Atlas staat ook weer in het midden op de bovenhoek van het westelijk fronton. Indien de Kracht in juiste banen geleid wordt door de Matigheid dan is men net als Atlas in staat de lasten van de wereld te dragen. Atlas, de gematigde levenskracht, wordt voorgesteld als een gespierde man die op zijn brede schouders de bol van het hemelgewelf draagt. Het is het hemelgewelf dat, zo beëindigt Vondel zijn beschrijving, de zeeman via kompas en astrolabe de weg | |
[pagina 139]
| |
wijst over de zeeën (vs 893-896).
Alle geveldecoraties verduidelijken de functie van het stadhuis van Amsterdam en het daarin zetelende gezag. De gevelbeelden symboliseren de deugden die essentieel zijn voor een goed bestuur, en het resultaat ervan: daadkracht en vrede. De beide frontons geven uitdrukking aan het ideaalbeeld van de stad: een wereldomspannend handelscentrum en als zodanig middelpunt van een vredesimperium. Het is ongetwijfeld de visie van het Amsterdamse stadsbestuur zelf dat Quellijn hier heeft uitgebeeld. Van dezelfde visie is ook Vondels gedicht doortrokken, zoals verderop steeds duidelijker blijken zal.
|