Gysbreght van Aemstel
(1994)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |
[pagina 25]
| |
Joost van den Vondel
| |
[pagina 27]
| |
Den heere
| |
[pagina 28]
| |
20schen, Lukaen den burgerlijcken oorlogh Ga naar voetnoot6. De poëten onzer eeu-21we volgen der aelouden voetstappen. Tasso doet der Christenen 22ooren na hem luisteren, terwijl hy Buljons Christelijcke dapper-23heid voor Ierusalem zingt Ga naar voetnoot7 Ronsard kittelt Ga naar margenoot+ de Vrancken met zij-24nen Francus, Hektors oir Ga naar margenoot+, den stam der Fransche koningen Ga naar voetnoot8: en 25Hoofd de Drost van Muiden streelt d'Amsterlanders en zijn ge-26boortestad, in Velzens treurspel, met de voorspelling van de 27Vecht; en de Baethouwers met zijnen Baeto, der Katten vorst, 28waer van de Baethouwers, nu Hollanders genoemt, hunnen 29oirsprong rekenen Ga naar voetnoot9: en onder de Griecksche tooneeldichters han-30gen Sofokles, Euripides en Aeschylus doorgaens Ga naar margenoot+om Ilium Ga naar voetnoot10, en 31wat daer aen vast is, gelijck wolcken om het geberghte, en bou-32wen hunne bloedige tooneelen te Thebe, t' Argos, en elders, en 33smelten tot traenen van droefheid, of raecken aen 't hollen van 34dolligheid, Ga naar margenoot+en ydele inbeeldingen Ga naar voetnoot11: 35[regelnummer]
Eumenidum veluti demens videt agmina Pentheus
36[regelnummer]
Et solem geminum, & duplices se ostendere Thebas:
37[regelnummer]
Aut Agamemnonius scenis agitatus Orestes,
38[regelnummer]
Armatam facibus matrem, & serpentibus atris,
39[regelnummer]
Cum fugit, ultricesque sedent in limine dirae.
40[regelnummer]
Gelijck het Pentheus docht,
Ga naar margenoot+ wanneer
zijn brein aen 't glijen
41[regelnummer]
Geraeckte, dat hy zag ontelbre Razerijen,
42[regelnummer]
Twee Thebens in de lucht, twee zonnen klaer van strael:
43[regelnummer]
>Of Agamemnons zoon Orestes, t'elckemael
44[regelnummer]
>Op 't hoogh tooneel gejaeght, terwijl met schrick bevangen
45[regelnummer]
Hy vlood voor 's moeders geest, verzien met
Ga naar margenoot+
zwarte slangen
46[regelnummer]
En tortzen, daer de Wraeck den drempel dicht bezet.
Ga naar margenoot+
47Het en is oock de reden niet ongelijck, Ga naar margenoot+ dat onze eige zaecken ons 48meer ter harten gaen, dan die van vreemden en uitheemschen. 49Beneffens dit inzicht prickelde ons hier toe de genegentheid, Ga naar margenoot+ om | |
[pagina 29]
| |
52eens (waer het mogelijck) den schoonen brand van Troje t' Am-53sterdam, in het gezicht zijner ingezetenen, te stichten, na Ga naar margenoot+ het 54voorbeeld des goddelijcken Mantuaens Ga naar voetnoot12, die een vier ontstack, 55dat geuriger en heerlijcker blaeckt dan de hemelsche vlam, die 56den fenix verteert; gelijck hy d'eenige fenix Ga naar voetnoot13 is, in wiens schadu-57we het ons lust (zijn wy des Ga naar margenoot+ waerdigh) laegh by der aerde te 58zweven: en uit wiens assche, eens om de honderd jaeren, een 59fenix te voorschijnkoomt, dien ick nu met den vinger niet en 60hoef te wijzen, nadien Ga naar margenoot+ de glans van zijn pennen alle de wereld in 61d'oogen schittert Ga naar voetnoot14 . Wy bouwden dit treurspel op de gedachtenis, 62ons by de schrijvers en de faem Ga naar margenoot+ daer van nagelaeten; en stoffeer-63den Ga naar margenoot+ en bekleedden de zaeck na de wetten, regelen en vrijheid der 64poëzije; oock na Ga naar margenoot+ de tooneelwetten, waer tegens wy wetende niet 65en misdeden, 't en waer Ga naar margenoot+ misschien in talrijckheid van persona-66gien, dat wy qualijck konden vermijden, zonder het werck zijnen 67eisch te weigeren. Ga naar margenoot+ Of eenige Amsterdammers moghten walgen Ga naar margenoot+ 68van den zwaeren val hunner muuren, en 't verstroien der voorou-69deren te hooren; zoo Ga naar margenoot+ word die bittere nasmaeck verzoet door 70Rafaëls voorspelling van de heerlijcke verrijssenisse der verdelgde 71vesten en verstroielingen; dat Ga naar margenoot+ wy nu op 't allergeluckighste bele-72ven, onder de wijze regeering der tegenwoordige burgemeeste-73ren, die het gemeen beste boven hun eigen behartigen, en gee-74nen oorloogh prijzen, dan die om vreede gevoert word. Ick ver-75mat my verwaendelijck Ga naar margenoot+ dit uwe Exc. op te draegen, en dat te 76vrijpostiger, overmits uwe Exc. van den treurigen tooneelstijl, Ga naar margenoot+ 77die de hooghdraevenste, onder allerley slagh van schrijven de 78kroon spant, Ga naar margenoot+ niet afkeerigh en schijnt; gelijck blijckt by den ge-79kruisten Christus, eertijds in vrijheid, zedert by de Thebaensche 80dochter in gevangenis, en onlangs by Ga naar margenoot+ den degelijcken Iosef in 81ballingschap geteelt, Ga naar margenoot+ en van ons, zoo wy best konden, op het 82Nederduitsche tooneel gebragt, tot sticktelijck vermaeck dezer 83loflijcke burgerije, en van alle eerlijcke Ga naar margenoot+ lieden Ga naar voetnoot15 . Wy vertrouwen 84dat dit uwe Exc. te min Ga naar margenoot+ zal mishaegen, aengezien hier, onder de 85oudste en treffelijxste edelen en bondgenooten, niet oneerlijck Ga naar margenoot+ in 86't harnas sneuvelt de ridder Heemskerck, een adelijcke en man- | |
[pagina 30]
| |
87haftige ranck, uit dat bloed, waer van uwe Exc. zijn braeve af-88komst Ga naar margenoot+ telt Ga naar voetnoot16 . Ick offer dan uwe Exc. in zijne ballingschap mijnen 89Gijsbreght van Aemstel, den godvruchtigen en dapperen balling. 90Omhels hem uit medoogen, die eer medoogen dan gramschap 91waerdigh is, en leef lang ter eere van uw Vaderland.
92't Amsterdam m d cxxxvii. 93den xvienvan Wijnmaend Ga naar voetnoot17
94uwe Exc. ootmoedige dienaer 95joost van den vondel. |
|