Gysbreght van Aemstel
(1994)–Joost van den Vondel– Auteursrechtelijk beschermdGijsbreght van Aemstel in de toneeltraditieGijsbreght van Aemstel was in 1638 voor het Amsterdamse publiek een bekend historisch personage, over wie men verschillend kon oordelen. Men kende hem als een van de medestanders van Gerard van Velsen, die in 1296 de Hollandse graaf Floris V had gedood, én als degene die daarna door de partijgenoten van de graaf uit het toen nog kleine Amsterdam was verdreven. De geschiedenis van het complot der edelen tegen de tot tiran verworden graaf was niet alleen in kronieken en in een populair lied beschreven, maar was ook het onderwerp van twee vrij recente toneelspelen, die nog steeds werden opgevoerd. Ga naar voetnoot10 | |
P.C.Hooft, Geeraerdt van Velsen (1613)Het Amsterdamse publiek had Gijsbreght als toneelfiguur nog een jaar tevoren kunnen zien optreden in de bekende tragedie van P.C.Hooft,Geeraerdt van Velsen (1613). Ga naar voetnoot11 Omdat men in het verhaal een parallel met de eigen opstand tegen de Spaanse koning zag, had het een extra betekenis voor de Nederlanders. Hooft tekende de heer van Aemstel als een nobel en redelijk man. Hij had met Geeraerdt van Velsen en diens schoonvader Herman van Woerden meegewerkt aan de gevangenname van de graaf omdat deze wegens zijn schanddaden ook volgens Aemstel van zijn rechten als landsheer vervallen kon worden verklaard. Floris V had zich niet alleen vergrepen aan de echtgenote van Van Velsen, Machteld van Woerden, maar hij had ook door een vals gerechtelijk vonnis Velsens broer ter dood laten brengen. In Hoofts voorstelling van zaken distantieerde Gijsbreght van Aemstel zich echter absoluut van zijn gezellen, toen hij ontdekte wat dezen voor hem verborgen hadden gehouden. Velsen en Woerden, die anders dan Gijsbreght door persoonlijke wraakgevoelens werden gedreven, wilden met ruggesteun | |
[pagina 7]
| |
van de Engelse koning de graaf zonder vorm van proces naar Engeland verschepen. Hoofts Gijsbreght wees dit plan tot gewapende inmenging van buitenaf absoluut af en hield Velsen en Woerden voor dat alleen de souvereine Statenvergadering (bestaande uit de vertegenwoordigers van de adel en de steden) over het lot van de graaf zou mogen beslissen. Zonder dat dit conflict was opgelost werden de edelen door de gebeurtenissen overvallen: in allerijl samen met zijn gevangene vluchtend voor diens oprukkende aanhangers, liep Velsen in een hinderlaag en doodde daarop eigenhandig de graaf. Hooft liet geen twijfel bestaan over de schuld van de redeloze Velsen, maar in zijn oordeel over Gijsbreght van Aemstel klonk vooral medogen: hoe bleef deze waardige, wijze en goedertieren regeerder toch onkundig van de plannen van zijn mede-samenzweerders en werd hij bedrogen door zijn goed vertrouwen? Tot slot van het stuk voorspelde de allegorische figuur De Vecht wat er na het bloedbad dat door deze tragische geschiedenis werd veroorzaakt, met Amsterdam zou gebeuren. Noodgedwongen zou de heer van Aemstel verdedigende muren laten bouwen om zijn kleine stad, die na veel tegenspoed uiteindelijk tot grote economische bloei zou komen. | |
Suffridus Sixtinus, Geeraerdt van Velsen lyende (1628)In de tragedie van Suffridus Sixtinus, Geraert van Velsen lyende, werd alleen de afloop van Velsens daad gedramatiseerd, vanaf zijn gevangenname tot zijn terechtstelling. Ga naar voetnoot12 Dit stuk werd al vanaf het begin vaak samen opgevoerd met Hoofts Geeraerdt van Velsen, waarop het een direct vervolg was. Sixtinus bood het publiek echter wel een wat andere kijk op de zaak-Floris dan Hooft. Hij legde vooral de nadruk op de gruwelijke gevolgen van Wraeck en Eigenbaet, die in zijn drama het volk dermate hadden bevangen dat het na de moord op Floris alle adel tot in de negende generatie zou vervolgen. Hoewel Gijsbreght van Aemstel bij Sixtinus geen actieve rol speelde, uitte Velsen wel verschillende beschuldigingen tegen hem: niet alleen was Aemstels ‘wrevelmoedt’ de schuld van het mislukken van het complot, maar juist hij zou uit wraakzucht hebben gehandeld, omdat de graaf hem verschillende bezittingen had ontnomen. Sixtinus liet ook meer ruimte dan Hooft om te sympathiseren met Gerard van Velsen. Zo gaf hij aan het eind nog de gelegenheid om Velsen als een ware vaderlandse held te bezien, een dappere voorloper van Willem van Oranje. In zijn laatste woorden richtte Velsen zich tot de andere, dappere edelen, die nu door een ‘onrechtvaardig recht’ in ballingschap moesten leven en lijden voor een zaak waaraan zij onschuldig waren. De Gysbreght kon in feite als een derde deel van de Velsentragedie beschouwd worden. In februari 1638 bracht men op drie achtereenvolgende dagen de spelen van Hooft, Sixtinus en Vondel op het toneel en de week daarop tweemaal dat van Sixtinus, weer gevolgd door de Gysbreght. De Geeraerdt van Velsen zou tot 1720 nog 63 maal opgevoerd worden, van 1642 tot 1681 regelmatig op één avond met het stuk van Sixtinus. Gijsbreghts openingsmonoloog functioneert niet zonder meer als informatie over de voorgeschiedenis van het drama. Als Vondel hem laat vertellen hoe hij zich heeft verzet tegen de desastreuze plannen van zijn wraakzuchtige en listige gezellen (vs. 33-44), dan spreekt hier ook de man die zich ook tegenover het nageslacht moet verdedigen tegen beschuldigingen van rebellie uit eigenbelang. Vondel verwijst daartoe direct naar de waardige voorstander van het recht die Hooft in het leven had geroepen. Hij weerlegt hiermee tevens de beschuldigingen van Sixtinus' Velsen. Bij Sixtinus was het | |
[pagina 8]
| |
Velsen die zich verdedigde; bij Vondel is het Gijsbreght die verklaart dat hij zich steeds voor de gemeenschap -in dit geval zijn onderdanen- heeft ingezet en zich direct zou opofferen als hij hiermee hun welzijn zou kunnen bevorderen (vs. 76-80). Hiermee en met zijn lijdzaamheid in vertrouwen op God presenteerde hij zich met de traditionele eigenschappen van een goede, christelijke vorst. |
|