Inleiding
Ruim drie eeuwen lang is de Gysbreght van
Aemstel van
Joost van den Vondel het meest populaire
Nederlandse toneelstuk geweest. Vanaf 1641, drie jaar na de première,
tot 1968 werd deze tragedie over de ondergang van de middeleeuwse stad
Amsterdam bijna ieder jaar omstreeks de jaarwisseling in de Amsterdamse
Stadsschouwburg opgevoerd, sinds 1841 altijd op nieuwjaarsdag. Voor vele
generaties jonge Amsterdammers betekende zo'n voorstelling hun eerste
kennismaking met het toneel, en eeuwen lang behoorden versregels uit het stuk
tot de actieve woordenschat van vele Nederlanders. De Gysbreght leverde
citaten bij allerlei gelegenheden, zowel in het huiselijk leven als in de
wereld daarbuiten: ‘Waar werd oprechter trouw dan tussen man en vrouw ter
wereld ooit gevonden?’, ‘De wetten zwijgen stil voor wapens en
trompetten’ of ‘De liefde tot zijn land is ieder
aangeboren’.
Na het einde aan de toneeltraditie van de jaarlijkse
Gysbreght -opvoeringen verdween het stuk niet definitief van de planken.
Het inspireerde na een aantal jaren regisseurs als
Hans Croiset (in 1988) en
Rieks Swarte (in 1991) weer tot nieuwe,
qua opvatting zeer uiteenlopende, voorstellingen.
Geen ander stuk heeft zo'n belangrijke plaats in de Nederlandse
cultuurgeschiedenis ingenomen als Vondels tragedie over de moedige Aemstels die
-lang geleden- tevergeefs hun stad verdedigden tegen hun wraakzuchtige
vijanden. Aan weinig andere Nederlandse toneelspelen is dan ook in de
Nederlandse literatuurgeschiedenis zoveel aandacht gegeven. In deze inleiding
worden de belangrijkste aspecten ervan toegelicht.