De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendTer staetsie van jongkvrouwe Joanna Blezen.aant.Ga naar voetnoot*LILIUM INTER SPINAS. Sinte Ursel, bruit der Britten,Ga naar voetnoot1
Gewaerdight op den troonGa naar voetnoot2
Aen JESUS zy te zitten,
Gekroont met 's hemels kroon
5[regelnummer]
Daer dorens, nagels, speeren,Ga naar voetnoot5
Verandert in robijn,
Met hunnen glans braveerenGa naar voetnoot7
Den klaeren zonneschijn:
Verlaet de SerafinnenGa naar voetnoot9
| |
[pagina 649]
| |
10[regelnummer]
Ter liefde alleen van haer,
Die, om Godts hart te winnen,
Zich offert voor 't altaer
Ootmoedigh aen de voeten
Des bruidegoms. Zy gaet,
15[regelnummer]
Zy gaet hem nu gemoeten,Ga naar voetnoot15
En eert den maeghdenstaet.
Laet schuiftrompet, schalmeien,Ga naar voetnoot17
En hemelsch koormuzijk
JOANNE nu geleien.
20[regelnummer]
Laet uit het hemelrijk
Uw maeghden nederdaelen,
En wijden 't heiligh feest,
Met geur van wierookschaelen,
Verheught en bly van geest.
25[regelnummer]
Al dreight ons uit Turkyen
Een wreeder Attila:Ga naar voetnoot25-26
Wy schroomen voor geen lyen,
Noch brullende ongena.
Al dreight hy slot en steden
30[regelnummer]
Te stroopen, schuw van vre,Ga naar voetnoot30
Tot daer de Rijn beneden
Zijn stroomvat giet in zee.Ga naar voetnoot31-32
Hy wert voorheen gedwongen,
Die zijn bebloeden schicht
35[regelnummer]
U had in 't hart gewrongen,
Zoo fel als onverlicht.Ga naar voetnoot33-36
Gy kunt uw dochters sterkenGa naar voetnoot37
En troosten in den noot.
Uw kracht en wonderwerken
40[regelnummer]
Ontzien gewelt noch doot.
Men raekt Godts uitverkoornen
Noit ongewroken aen,
Die onder scherpe doornen
Als lelibloemen staen,Ga naar voetnoot43-44
45[regelnummer]
Zoo zuiver opgelokenGa naar voetnoot45
Geplant elk in haer perk,
| |
[pagina 650]
| |
Van vlak noch smet besproken,Ga naar voetnoot47
Een cieraet van de kerk.
Zy schroomt geen' overwinner,Ga naar voetnoot49
50[regelnummer]
Die stadigh dagh en nacht
Op den gekruisten minner
En zijne toekomst wacht.Ga naar voetnoot52
De wijze maeght stapt heenen,
En volght hem, strax gereet,Ga naar voetnoot54
55[regelnummer]
Zoo dra als hy verscheenen,
Ter bruiloft innetreet.
Sinte Ursel, die te Kolen
Zijt met den schilt vereert,Ga naar voetnoot57-58
Dees bruit blijve u bevolen,Ga naar voetnoot59
60[regelnummer]
Die uwe hulp begeert.
Op 't eerste jaergetijde
Der wijding van de kerk
Zong 't hof dit luide en blijde.
De lofzang drong door 't zwerk.Ga naar voetnoot61-64
|
|