De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendOp mevrouw Aleidis Bikker van Zwieten,aant.Ga naar voetnoot*Gemalin van den Heere Lambert Reinst, Schout der stadt Amsterdam.PUDICITIAM SERVAT. Aldus verquikt de lieve Aleidis in haere armenGa naar voetnoot1
Den Heer, die al den dagh, ten dienst van al de stadt,
| |
[pagina 173]
| |
In 't overlastigh ampt des avonts afgemat,Ga naar voetnoot3
Zijn zon bedankt die hem komt koestren en verwarmen.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Gelijk een dochter voeght van Swieten, die het volk
Verdadigde, en verdiende eens Vorsten haet te draegen,
Toen hy den Aemstel quam beleegren en belaegen,
En dreighde 't edel bloet met zijnen blooten dolk.Ga naar voetnoot5-8
Men ziet goedtaerdigheit gemengt in zedige oogen.Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Dat zijnze, die zijn hart tot haere min bewoogen.
|
|