De werken van Vondel. Deel 10. 1663-1674
(1937)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekendHet vyfde bedryf.
LUCIFER. ASMODÉ.
Lucifer:
Zoo vang de rouklaght aen. geen zang heeft zulck een aert.Ga naar voetnoot1412
Asmodé:
Hoe wacker heeft dees wacht zijn hofwacht nu bewaert!Ga naar voetnoot1413
Lucifer:
Het gaet naer onzen wensch. wy zijn dien hoeck te boven.Ga naar voetnoot1414
1415[regelnummer]
O Asmodé, het rijck des afgronts wil u loven,Ga naar voetnoot1415
En innehaelen, op de schorre nachtklaeroen.Ga naar voetnoot1416
Ons hof wort met tapijt van spinragh, en feestoenGa naar voetnoot1417
Van dorre blaên bekleet, om 't zegefeest te houwen.Ga naar voetnoot1418
Wy kroonen u ten vorst der oostersche landouwen.Ga naar voetnoot1419
1420[regelnummer]
Gy steurde 't eerste feest der levenden, en zult,Ga naar voetnoot1420
Ten Godt der bruiloften van 't oosten ingehult,Ga naar voetnoot1421
Gemaghtight worden, 's nachts het bruiloftsbed t'ontsteecken
| |
[pagina 160]
| |
Met geile vlammen, en des bruigoms hals te breecken,
Daer hy gewonden leght in d'armen van zijn bruit.
Asmodé:
1425[regelnummer]
Dat 's meer dan ick verdiende. op uwen zegen sluit
My d'ysre kroon om 't hooft. zy roeste, uw' naem ter eere.
Lucifer:
Waer steeckt dees jonge bruit, met haeren nieuwen heere?Ga naar voetnoot1427
Asmodé:
Zy dropen achter af, van schaemte en schrick gepraemt,Ga naar voetnoot1428
En sloopen in een hol, mistroostigh en beschaemt,Ga naar voetnoot1429
1430[regelnummer]
Om hunne naecktheit: want nu zienze eerst uit hunne oogen,
Of andere oogen, loos beguighelt en bedrogen.Ga naar voetnoot1430-31Ga naar voetnoot1431
Zy weven schaemroot, om de schamelheit t'ontgaenGa naar voetnoot1432
Van hunne naecktheit, een groen web van vijgeblaênGa naar voetnoot1433
Om 't middenlijf: want wy hen by de locken sleurdenGa naar voetnoot1434
1435[regelnummer]
Door braem, en doornehaegh, en distelpunt, en scheurden
De witte zijde van hunne eerste onnozelheit.
Dit zijn de slippen, vuil van stof, en root bespreit
Van slijck en sprengklen bloets. zy jammeren en krijten.Ga naar voetnoot1434-38Ga naar voetnoot1438
Men hoortze elckandere de schult der misdaet wijten,
1440[regelnummer]
En vloecken. Eden galmt van jammerlijck misbaer.Ga naar voetnoot1439-40
Mistroostige Adam krabt zijn aenzicht, ruckt het haer
Met locken uit zijn hooft, en weckt de hofgeschallen,Ga naar voetnoot1442
Uitschreeuwende: waertoe, waer ben ick toe vervallen!
Ick gaf mijn bruit niet, maer mijn vyandin gehoor.
1445[regelnummer]
Mijn vleesch heeft my verraên. ick volghde een heiloos spoor.Ga naar voetnoot1445
Een vuile snoeplust was de pijl die Eva griefde,Ga naar voetnoot1446
En my al teffens. och, dit komt van vrouweliefde.Ga naar voetnoot1447
Ick ben van mijne ribbe en eigen vleesch verraên.
De vrouweliefde komt my al te dier te staen.
1450[regelnummer]
Ick wou de vlag, in top gezet, uit trots niet strijcken,Ga naar voetnoot1450
| |
[pagina 161]
| |
En Gode in wijsheit en in wetenschap gelijcken.
De hovaerdy heeft my bedorven, en bekoort.Ga naar voetnoot1451-52Ga naar voetnoot1452
Het spoock des afgronts klampt my met gewelt aen boort.Ga naar voetnoot1453
Ick voele en voere alree een oorlogh in mijn leden.
1455[regelnummer]
Het vleesch wil anders dan de geest. verstant, en reden,Ga naar voetnoot1455
En wil, getaistert van dien onverwachten smack,Ga naar voetnoot1456
Gevoelen al te spade een' vreesselijcken krack.Ga naar voetnoot1457
'k Gevoel de jammeren van buiten en van binnen.Ga naar voetnoot1458
Hoe kan men zulck een scha herhaelen en verwinnen!Ga naar voetnoot1459
Lucifer:
1460[regelnummer]
Zoo wort mijn wraeck verzaet. nu triomfeert de hel.
Dat mijn erfvyant zich nu weere, en wetten stell',Ga naar voetnoot1461
Om zulck eene inbreuck van erflasteren te keeren:Ga naar voetnoot1462
Wy passen langer op geen' hinderdam noch beeren
Van wetten, en belofte, en vreeslijck dreigement.Ga naar voetnoot1463-64
1465[regelnummer]
Natuur leght onder, plat getreden, en geschent.Ga naar voetnoot1465
Al 't menschelijck geslacht is mijn, en errefeigen.Ga naar voetnoot1466
Het past niet langer op beloften, noch op dreigen.Ga naar voetnoot1467
De wil helt over van 't geboden goet tot quaet.Ga naar voetnoot1468
'k Wil kercken zaeien, en altaeren, hem ten smaet.Ga naar voetnoot1469
1470[regelnummer]
Men zal mijn beelden daer met menschenoffren eeren,Ga naar voetnoot1470
En gout en wieroock, en by 's afgronts godtheit zweeren,Ga naar voetnoot1471
Uit schrick voor straffe. ick schuif nu glimpelijck en valschGa naar voetnoot1472
Den oirsprong van het quaet van my op 's vyants hals.Ga naar voetnoot1473
Laet al de weerelt vry van Adams erven krielen:Ga naar voetnoot1474
1475[regelnummer]
Uit sestigh eeuwen berght hy pas een hantvol zielen.Ga naar voetnoot1475
| |
[pagina 162]
| |
Zoo stijge ick, na mijn' val, op eenen hooger trap.Ga naar voetnoot1476
Zoo veel vermagh de lust, een montvol appelsap.
Maer duickenwe eene poos. wy zullen met onze oorenGa naar voetnoot1478
Den grooten ommezwaei van 't eeuwigh treurspel hooren,Ga naar voetnoot1479
1480[regelnummer]
Uit Adams eigen mont. nu loopt de treurrol af.Ga naar voetnoot1480
Hy komt tot kennis van zijn misdaet door de straf,Ga naar voetnoot1481
Die d'overtreders op den hiel treet. hy loopt herwaert,Ga naar voetnoot1482
Bestorven om het hooft, en dootsch, dan weder derwaert.
De beeldevormer zagh 't wanschepsel aen, en riep:Ga naar voetnoot1484
1485[regelnummer]
Helaes, nu rout het my dat ick oit menschen schiep.Ga naar voetnoot1485
ADAM. EVA.
Adam:
O duistere spelonck, ick docht in uwe naerheitGa naar voetnoot1486
Mijn smet, en naeckte schaemte en schande, voor de klaerheitGa naar voetnoot1487
Des hemels, en den glans van 't aldoordringend licht,
Te decken, maer vergeefs. geen hol, geen bosch is dicht.Ga naar voetnoot1489
1490[regelnummer]
Ick wort verraden van het wroegende geweten,
Dat overtuightme. een worm, te diep in 't hart gezeten,Ga naar voetnoot1491
Het overtuigen van 't beschuldighde gemoedt,Ga naar voetnoot1492
Doorknaeght mijn ingewant. waer zet ick mijnen voet,Ga naar voetnoot1493
Om rust te vinden voor het barnen van mijn zinnen?Ga naar voetnoot1494
1495[regelnummer]
Och welck een onrust kraeckt en knerst geduurigh binnen
In mijnen boezem! hoor, hoe giert het heene en weêr,Ga naar voetnoot1496
Getrocken van 't gewight der misdaet, keer om keer.
Hoe is mijn staet verkeert! ick dwael, gelijck de blinden,Ga naar voetnoot1498
En zoecke d'oude rust, en kanze nergens vinden.
| |
[pagina 163]
| |
1500[regelnummer]
Zy vlught gestadigh voor en voor, en wil niet staen.
Wat grijp ick naer de lucht? hier is geen vatten aen.Ga naar voetnoot1501
Waer blijven d'engelen, de blijde feestgenooden,Ga naar voetnoot1502
De wachters van den hof? helaes, zy zijn gevloden.
Nu zwijght de bruiloftsgalm. de voglezang zit stom.
1505[regelnummer]
Geen reien juichen meer voor bruit en bruidegom.
De hemelsche bazuin houdt op het feest te groeten.
De helsche horen houdt nu aen met vreeslijck toeten.Ga naar voetnoot1507
Eva:
Wat komt u over? zijt gy zinneloos, of dwaes?Ga naar voetnoot1508
Adam:
Ick zie de spoockery, en hoor het nachtgeraesGa naar voetnoot1509
1510[regelnummer]
Rondom my heene. zie de razeryen klimmenGa naar voetnoot1510
Van onder op, en hoeze ons dreigen, en begrimmen.Ga naar voetnoot1511
De nevel, die 't gezicht benevelde, verdwijnt.Ga naar voetnoot1512
Nu zienwe een' ommegangk van spoock, dat ons verschijnt.Ga naar voetnoot1513
Ick kan de rampen en het leet, by u gebrouwen,Ga naar voetnoot1514
1515[regelnummer]
Niet overzien, veel min op eene ry ontvouwen.Ga naar voetnoot1515
Eva:
Zoo schuiftge uw eige schult alleen op mijnen hals.
Adam:
O oirzaeck van mijn' val, en zoo veel ongevals,Ga naar voetnoot1517
Hier uit te spruiten! och dit komt van echtgenooten!Ga naar voetnoot1518
Op zulck een voorwaerde is ons huwlijck niet gesloten.
Eva:
1520[regelnummer]
Met wat beding heeft dan uw hant mijn hant getrout?
Adam:
Dat gy mijn noothulp trou uw' man hanthaven zoudt.
Eva:
Het voeght den man zijn vrou godtvruchtigh voor te treden.Ga naar voetnoot1522
Adam:
Laet dees gevloeckte boom getuigen wie eerst EdenGa naar voetnoot1523
Durf schenden, en zich aen 't verboden ooft vertast.Ga naar voetnoot1524
| |
[pagina 164]
| |
Eva:
1525[regelnummer]
De zwacke vrouwekunne is van een lust verrast:Ga naar voetnoot1525
Adam:
En uw vervloeckte lust my bitter opgebroken.
Eva:
Het voeght een manshooft zich te houden onbesproken,Ga naar voetnoot1527
En stant te houden, zoo het vrouwebeelt bezwijckt.Ga naar voetnoot1528
Adam:
Gy smeet my overstagh.Ga naar voetnoot1529
Eva:
rechtschape vroomheit wijckt
1530[regelnummer]
Om smeecken, noch gevley, noch dreigen van een vrouwe.Ga naar voetnoot1530
Schep moedt: ick blijve uw troost, in 't nijpen van den rouwe,
Gelijck voorheene in weelde en 't opperste geluck,
En zal u nimmermeer bezwijcken in den druck.Ga naar voetnoot1533
Adam:
Het is vergeefs getroost, dees schade al t'onherhaelbaer.Ga naar voetnoot1534
Eva:
1535[regelnummer]
Wat raet? de schepper schiep ons beide niet onfaelbaer,Ga naar voetnoot1535
Maer faelbaer, en van een bouvallige natuur.Ga naar voetnoot1536
Adam:
Dus sleept de wellust van een' oogenblick, eene uurGa naar voetnoot1537
Een lange keten na van rampen en verdrieten.
Het lustme langer niet het leven te genieten.
1540[regelnummer]
'k Verbeeldme, waer ick ga en sta, een bange doot.
Zy grimtme lelijck aen. och open uwen schoot:
Ontfangme, o aerde: want de lust is my benomen.
Ontfangme wederom. ick ben van u gekomen.
Dit lichaem komt u toe. de ziel verhuize, en zoeck'
1545[regelnummer]
Een heimelijck verblijf, daer een verdiende vloeck
Haer heenevoere: want zy heeft des hooghsten zegen
Misbruickt. wat toeft de doot! het leven is me tegen,
De naere duisternis veel liever dan de dagh.
Mijn schande leght te naeckt. zoo 't my gebeuren magh
1550[regelnummer]
Te sterven; keer het niet. laet u mijn doot behaegen.Ga naar voetnoot1550
| |
[pagina 165]
| |
Geen reden port u op het tijdigh lijck te klaegen:Ga naar voetnoot1551
Want tijdigh sterft hy, die niet meer te hoopen heeft.
Al is mijn leven kort, 'k heb noch te lang geleeft,
Na zulck een heilverlies, en kan niet meer verliezen.Ga naar voetnoot1554
1555[regelnummer]
Wat slagh van sterven staet my 't reetste nu te kiezen?Ga naar voetnoot1555
Van eenen hoogen bergh afspringen zonder schroom,
Of plompen in d'Eufraet, en dryven met den stroom
En maelstroom recht in zee, ten aze voor de vissen?
Ay vrou, wat houdtge uw' man? gy moghtme nutter missenGa naar voetnoot1559
1560[regelnummer]
Dan houden: want de zon, die 't hooft haest onderhaelt,Ga naar voetnoot1560
En naer de westkim spoet, is lang voor my gedaelt.
Mijne oogen schuwen 't licht. ontslame. ick overleefdeGa naar voetnoot1562
Het zegenrijcke lot, my toegeleght, en streefde,
Van hoovaerdy vervoert, te weeligh en te steil,Ga naar voetnoot1564
1565[regelnummer]
En boven 't menschelijcke eens vastgestelde peil:
Zoo most ick billijck in 's doots afgront nederstorten.Ga naar voetnoot1566
Eva:
Waer toe vervaltge? wiltge u zelven 't leven korten,
En my, een droeve weeu, verlaeten? ben ick niet
Uw eigen vleesch en been?
Adam:
ja 't vleesch, dat my verriet,Ga naar voetnoot1569
1570[regelnummer]
Verleide, ô valsche tong, met slangegift bestreecken!Ga naar voetnoot1570
Eva:
De slang verleide my, door haere looze treken,Ga naar voetnoot1571
Adam:
Gy zijt de looze slang, die my den dootsteeck gaeft.
Eva:
Waer blijft uw hoogh vernuft, dat naer de starren draeft?
Waer is het helder licht van uw verlichte reden?
1575[regelnummer]
Indien mijn traenen, en ootmoedige gebeden
U niet bewegen, zoo vergunme, op mijn geklagh,
Dat ick aen uwe zijde, en teffens sterven magh:Ga naar voetnoot1577
Want 't lustme zonder uw genootschap niet te leven.
'k Ontken geensins dat ick dit misdrijf heb gesteven,Ga naar voetnoot1579
1580[regelnummer]
Mijn snoeplust u vervoerde in dezen droeven staet.
Zoo laet ons t'zamen dan de schult van zulck een quaet
| |
[pagina 166]
| |
Oock boeten. woudtge door de dootschult my behaegen?Ga naar voetnoot1582
'k Zal haer verdiende straf gewilligh leeren draegen.
Daer is mijn hant. ick ben de doot getroost. vaer voort.
1585[regelnummer]
Nu suf niet langer. tre my voor. nu sta uw woort,Ga naar voetnoot1585
Als een rechtschapen man. geen doot zal my vervaeren,
Te ploffen van een rotse, of in de zoute baren
Te plompen, hant aen hant. ick troude deze hant.Ga naar voetnoot1587-88Ga naar voetnoot1588
Adam:
Och liefste, 't is mijn schult. mijn troost, mijn waertste pant,
1590[regelnummer]
Ick wil mijn leven, u ter liefde, noch verlengen.
Wisch af dees traenen, die de bleecke blaên besprengen
Van uwe kaecken. zet uw edel hart gerust.
Schoon hier geen levens lust meer overschiet, noch lust
My 't leven om uw gunst, en aenschijn. mijn getrouwe,Ga naar voetnoot1594
1595[regelnummer]
Gy zult niet, in den schijn van eene weduvrouwe,Ga naar voetnoot1595
Den eersten bruiloftsdagh beschreien, en alleen,
En dootsch, en hangends hoofts, op eenen kouden steen
Gezeten, klaegen dat uw man, van rou verwonnen,
De handen aen zich zelf mistroostigh heeft geschonnen.Ga naar voetnoot1599
1600[regelnummer]
'k Wil mijn mistroostigheit intoomen, en al stil
Verwachten 't uiterste, en wat hierop volgen wil.
Eva:
Wat hoore ick daer? een storm begint hier op te steecken,
De donckre en zwangre lucht onstuimigh uit te breecken.
De bladers ruisschen uit vier hoecken heene en weêr.
1605[regelnummer]
De bulderende wint smijt bosch en boomen neêr.
Het aerdtrijck davert, dreunt, en loeit, en huilt van onder.
Het blixemt blick op blick. op 't weêrlicht rolt de donderGa naar voetnoot1607
De donderklooten door de wolcken slagh op slagh,Ga naar voetnoot1608
En d'avontschaduw jaeght den ondergaenden dagh.Ga naar voetnoot1609
Adam:
1610[regelnummer]
Hoe beeft het hart van schrick! hoe sidderen mijn leden,
Van eene kille koortse en dootschrick hardt bereden!Ga naar voetnoot1611
Mijn haeren rijzen. al het bloet treckt snel by een.
| |
[pagina 167]
| |
d'Alziende rechter, om het gruwzaem overtreên
Van zijn gewijde wet, te trots geterght tot toren,Ga naar voetnoot1614
1615[regelnummer]
Genaeckt. waer vlughten wy? hy komt, en laet zich hooren,
Mijn liefste, vlught met my ten bosch in, daer noit zon
Het aldoordringend licht en straelen schieten kon.
Geen web van vygeblaên kan onze naecktheit kleeden.Ga naar voetnoot1618
De hartekenner ziet, van boven tot beneden,Ga naar voetnoot1619
1620[regelnummer]
Van top tot teen, niet heels aen lichaem en aen ziel.Ga naar voetnoot1620
Hoe kort treet 's hemels straf het misdrijf op den hiel!Ga naar voetnoot1621
Duick onder, liefste: ick zal u met mijn schaduw decken.Ga naar voetnoot1622
O lust! ô appelboom! ô schande! ô lastervlecken!Ga naar voetnoot1623
O bosch, bedeck ons, zoo uw schaduwe iet vermagh!
1625[regelnummer]
Het hoogh gerecht verschijnt. ô droeve bruiloftsdagh!
URIË. ADAM. EVA.
Uriël:
O Adam, Adam, hoor. waer looptge u nu versteecken,Ga naar voetnoot1626
In naere schaduw? meentge in schaduwe uw gebrekenGa naar voetnoot1627
En smet te schaduwen voor Godts alziende licht?Ga naar voetnoot1628
Geen diepe nachtspelonck, geen hol, hoe naer en dicht,Ga naar voetnoot1629
1630[regelnummer]
Kan u verbergen, voor d'oneindigheit, gevondenGa naar voetnoot1630
In hemel, aerde, en zee, en grondelooze gronden.Ga naar voetnoot1631
'k Verdaegh u in Godts naem. verschijn verschijn terstont.Ga naar voetnoot1632
De Vader, die u schiep, en aen zijn wet verbondt,
Verdaeght u. waerom vlughtge uw' schepper, uwen vader?
Adam:
1635[regelnummer]
O stem, 'k gehoorzaeme u. vergeefme: ick kome u nader.
De voorbo van uw komste, in 't godtgeheilight woudt,Ga naar voetnoot1636
Het schricklijck onweêr, dat uw majesteit ontvout,Ga naar voetnoot1637
Verbaesde hem, die, naeckt geschapen, zich moet schaemen,Ga naar voetnoot1638
Uit ootmoet en ontzagh, die 's menschen plicht betaemen.Ga naar voetnoot1639
Uriël:
1640[regelnummer]
Wie openbaerde u toch dees naecktheit, al te naeckt?Ga naar voetnoot1640
| |
[pagina 168]
| |
Heeft oock uw mont de vrucht der kennisse gesmaeckt?Ga naar voetnoot1641
Beken de misdaet vry. ontzieze niet te noemen.Ga naar voetnoot1642
Verschoon uw schult niet: want hier baet nu geen verbloemen.
O trouwelooze, durftge alleen om 't ooftgenot,
1645[regelnummer]
Op dootstraf u verboôn, ontwijden 't hoogh gebodt?Ga naar voetnoot1645
Adam:
Het is mijn schult niet, maer de liefelijcke woorden
Der vrouwe, my van u ter hulp gegunt, bekoordenGa naar voetnoot1647
Mijne ooren en het hart; de boomvrucht en haer verf
Mijne oogen, en den mont, helaes, tot mijn bederf,
1650[regelnummer]
Te smaecken: uit de vrouwe is mijn bederf geboren.Ga naar voetnoot1650
Uriël:
O vrou, ter noothulp van uw wederga gekoren,
Wat voerde uw zinnen tot dees wederspannigheit?
Eva:
Een slang, Godts schepsel, heeft mijn simpel hart verleit,Ga naar voetnoot1653
Den appel in den mont gesteecken na'et bekooren:Ga naar voetnoot1654
Uriël:
1655[regelnummer]
O hofslang, listigh dier, gevoel nu 's hooghsten toren.Ga naar voetnoot1655
Gy zult voortaen, gehaet van allerhande veeGa naar voetnoot1656
En dieren, op uw' buick voortkruipende, geen vre
Noch rust gevoelen, en, in uw spelonck gedreven,
Het gansche leven lang, by aerde, uw voedsel, leven!Ga naar voetnoot1659
1660[regelnummer]
Het hoog gerechte zal een' onuitbluschbren haetGa naar voetnoot1660
Ontsteecken tusschen u, en tusschen 't vrouwezaet,Ga naar voetnoot1661
Dat u het hooft verplet: hoewel gy, bits in 't wrijtenGa naar voetnoot1662
En wederstreven, dit durft in de hielen bijten.Ga naar voetnoot1663
O vrou, die uwen man bedrieghelijck verriet,Ga naar voetnoot1664
1665[regelnummer]
Gy zult geen ende zien van 't naeckende verdriet,Ga naar voetnoot1665
| |
[pagina 169]
| |
In draght en baerens noot; en een slavin verstreckenGa naar voetnoot1666
Van Adam, uwen heere, en zijnen wil voltrecken:
En gy, die haere stem gehoor gaeft boven Godt,Ga naar voetnoot1668
In 't smaecken van de vrucht, en schenden van 't verbodt,
1670[regelnummer]
Zult zweeten onder 't juck des arbeits, vol misnoegen.
Het aerdtrijck, nu gevloeckt, vergelt den last van 't ploegen
En zaeien menigwerf met onkruit, stroo, en kaf.
De doorne en distel stickt het zaet, dat d'acker gaf,
Tot datge, nat bezweet, verkeert in stof en aerde,Ga naar voetnoot1674
1675[regelnummer]
Begraven in den schoot der moeder, die u baerde.Ga naar voetnoot1675
Op datge midlerwijl gevoelt in 't aerdtsch gequel
Hoe d'opperste het recht beneên genade stel,Ga naar voetnoot1677
Zal uwe wederga nakomelingen baeren,
Godt uw gezontheit en beschaemtheit noch bewaeren,Ga naar voetnoot1679
1680[regelnummer]
En 't lichaem decken met de warme schaepevacht.
Nu flux ten hove uit: flux gy Cherubijnewacht,Ga naar voetnoot1681
Godts hoftrouwanten, komt, en past u trou te quijten.Ga naar voetnoot1682
Verjaeght de ballingen. verjaeght dit paer bandytenGa naar voetnoot1683
Ten paradyze uit. gaet, bewaeckt den gouden boomGa naar voetnoot1684
1685[regelnummer]
Van 't leven. houdt gestreng de dertle lust in toom,Ga naar voetnoot1685
Met scherpe zwaerden, die van gloet en vlamme blaecken,
Op dat geen ballingen de vrucht des levens smaecken.Ga naar voetnoot1687
Eva:
O welck een brant ontsteeckt het gansche paradijs,Ga naar voetnoot1688
En weit de boomen af! nu zwijght de bruiloftswijs.
1690[regelnummer]
Nu schricken teffens al de vogels en de dieren.Ga naar voetnoot1690
Zoo past het u en my de bruiloftsfeest te vieren
Met deze fackelen. och lief, waer heen? waer heen?Ga naar voetnoot1692
Adam:
Het is geen draelens tijt. de geest, die ons verscheen,
Schijnt geen Uriël, maer Godt zelf, wiens wet wy braecken,
1695[regelnummer]
Om boven 's menschen peil te steigren in de daeckenGa naar voetnoot1695
Des hemels, boven Godt, in wijsheit, en in maght.
Een reuckeloos bestaen heeft ons ten val gebraght.Ga naar voetnoot1697
| |
[pagina 170]
| |
Helaes, wie onderstut mijn twijfelende stappen?
Mijn weêrgade, onderstutme in droeve ballingschappen.Ga naar voetnoot1699
1700[regelnummer]
De beenen sidderen. het is hoogh tijt te vliên.
Wy scheiden, zonder hoop van immer u te zien,
O lusthof paradijs! o schoot van ons geboorte!
Wat baet het ommezien! ons wort geboôn dees poorteGa naar voetnoot1703
Te ruimen, om een dorre en dorstige landou
1705[regelnummer]
Te zoecken, in elende. ô knaegend naberou,Ga naar voetnoot1705
O zweetende arrebeit, ô endelooze elenden!
Geleitme, volghtme na, met heele kommerbenden.Ga naar voetnoot1707
Hier heeft de zomer uit. de winter klamptme aen boort.
Godts slaghzwaert volght ons op de hielen. spoenwe voort.Ga naar voetnoot1709
UIT. |
|