[Opgenomen uit het zevende deel]
Aanvullingen bij Vondels Vergilius-vertalingen
Vondels inleiding Aen den Lezer (Deel VI, blz. 41) is in de vertaling in verzen in twee delen gesplitst (Het leven van Publius Virgilius Maro en Het pleit der Homeriaenen en Maroniaenen voor d'eere van Homerus en Virgilius; zie Deel VI, blz. 45-49). Het eerste deel is in hoofdzaak ontleend aan de Vita Vergilii van Donatus. Voor de betekenis van het tweede deel en de bronnen die Vondel bij de compositie daarvan heeft gebruikt, kan ik verwijzen naar het werk van Dr. A.M.F.B. Geerts, Vondel als classicus bij de humanisten in de leer, Hst. III, blz. 68-vlg,; blz. 105-vlg., en zie ook blz. 38 en 251.
Het gedicht Keizer Augustus op Maroos Eneas (Deel VI, blz. 63) is de vertaling van een Latijns origineel, waarvan de dichter onbekend is. Dr. Geerts was zo vriendelik mij mee te delen, dat dit gedicht gedeeltelik is opgenomen in D. Heinsius' uitgave (Virgilii Opera, 1636) en ook o.a. voorkomt in de Franse editie van Stephanus (1576).
Het lofdicht Op P. Vergilius Maro is geschreven in de geest der humanisten, die veelal hun uitgaven van klassieke auteurs door een Latijns gedicht, als compendium en elogium bedoeld, laten voorafgaan. Een Latijns origineel van Vondels gedicht is niet aan te wijzen. Dr. Geerts vermoedt dat het eigen werk zal zijn; wel ziet hij hier en daar overeenkomst met een gedicht van Joh. Lud. de la Cerda In P. Vergilium.
Zeelhem (zie Deel VI, blz. 42) ligt in Zuid-Nederland, tussen Hasselt en Diest, aan de Demer (vgl. Th. Jorissen, Constantin Huygens I, blz. 311).
Deel VI, blz. 47, r. 74; vgl. blz. 798, r. 634 en Vergilius' Aeneïs VII, vs. 702.
Deel VI, blz. 75, vs. 47-vlg.; vergelijk Deel II, blz. 77.