De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 279]
| |
Het vierde bedryf.Ga naar voetnoot*
PLAUTIL. PETRONEL.
Plautil:
Och dochter, och ik hoor het snerpen van de roên.Ga naar voetnootvs. 1273
Petronel:
Zoo most de hemelsche om den aertschen Adam bloên,Ga naar voetnoot1274
1275[regelnummer]
Eer hy in 't rechthuis van den rechter was verwezen.Ga naar voetnoot1275
Zijn stramen hebben ons, ter goeder uur, genezen.Ga naar voetnoot1276
Och spaert d'onnozelen. o hartepijn, o smert!Ga naar voetnoot1277
Plautil:
Och al t' onmenschlijck slaen. dat grizelt door mijn hart.
Och geessels, stramen och, och kostelijcke wonden.
Petronel:
1280[regelnummer]
Och pylers, die nu houdt geknevelt, en gebondenGa naar voetnoot1280
De hooftpylaren zelfs van 't rijzend hooftgebouw,Ga naar voetnoot1281
Gemetst met bloedigh kalck; die proef doet van zijn trouwGa naar voetnoot1282
Veel beter dan tiras: tyrannige pylaren,Ga naar voetnoot1283
Het kan gebeuren, dat ghy, over duizent jaren,
1285[regelnummer]
Noch tuigen streckt van 't leet, 't welck 's hemels eerste boônGa naar voetnoot1285
Nu uitstaen onvertsaeght; daer hun de martelkroonGa naar voetnoot1284-86
Alree zoo troostelijck van verre straelt in d' oogen;
Een kroon, die, tegens goudt en diamant gewogen,
Den prijs behoudt. wel hem, die zulck een kroon verkiest,
1290[regelnummer]
Daer Caesars lauwerkrans zijn' luister by verliest.Ga naar voetnoot1290
Plautil:
Het geesselen houdt op: men zal met hun voort doorgaen.Ga naar voetnoot1291
Petronel:
Kom, laet ons, naer de poort van Ostie, vast voorgaen.Ga naar voetnoot1292
| |
[pagina 280]
| |
AGRIPPA. PETER. PAUWELS.
Agrippa:
Nadien dit paer om strijt 's Gekruistens aenhangk stijft;Ga naar voetnoot1293
Al 't Rijck in oproer houdt; zijn razernyen drijft;
1295[regelnummer]
Verbastert Stats gewoonte, en Numaes oude zeden;Ga naar voetnoot1294-95
Veroirzaeckt Simons val, door schendige gebeden;
Ons Joffers tot vervloeckte en blinde Hymens raet;Ga naar voetnoot1296-97
En sleept in 't vloeckverbont den amptheer, en soldaet,Ga naar voetnoot1298
En wat het listigh kan betovren, en belezen;Ga naar voetnoot1299
1300[regelnummer]
Zoo wort het bey ter doot, in 's Vorsten naem, verwezen.
De Bethsaïder sterve, als slaef, aen 't kruis gehecht.Ga naar voetnoot1301
Den Tharser gun men 't zwaert, uit kracht van 't burgerrecht.Ga naar voetnoot1302
Peter:
Hoe lieflijck klinckt die stem! van waer komt my die zegen?
De neergedaelde is, langs die ladder, opgestegen,Ga naar voetnoot1304
1305[regelnummer]
Door alle heemlen heen, ten hemel. o mijn Godt!Ga naar voetnoot1305
Van waer komt my dit goet, dit onverdiende lot?
O sleutel van het Kruis, ontsluit my 's hemels deuren.Ga naar voetnoot1307
Wien van ons twaleftal moght zulck een eer gebeuren.Ga naar voetnoot1308
Ick kus die schoone doot. hoe maecktze my gelijck
1310[regelnummer]
Den koningk, die dat langs zich zette in't hooghste Rijck.Ga naar voetnoot1310
Pauwels:
Zoo wort, ter goeder uur, de moede ziel ontbonden
Van 's lichaems lastigh pack, en vaert, door lieve wonden,
Haer' oirsprongk te gemoet, gelijck een hemelvlam.Ga naar voetnoot1313
De heilighste, die oit van vrouw ter weerelt quam,Ga naar voetnoot1314
1315[regelnummer]
En d' allergrootste ziel, en zuiverste in Godts oogen,
Voer zoo ter halsaêr uit, naer d' onbezwalckte bogen;Ga naar voetnoot1316
Terwijl de romp vast bloede, in zijn gevangkenis,Ga naar voetnoot1317
| |
[pagina 281]
| |
En 't lachend hooft de wraeck verzade, op 's konings disch.Ga naar voetnoot1318
Zoo tradt sint Jakob voor. hy moedight my, in 't knielen.Ga naar voetnoot1319
1320[regelnummer]
Soldaten, helpt my strax by 't zaligh tal der zielen,Ga naar voetnoot1320
En ruckt de sabel vry kloeckmoedigh uit de schee.
Peter:
'k Verzoeck slechts op August een vriendelijcke bé,Ga naar voetnoot1322
En wenschte, met meer smaet, en smert en pijn, te sterven.
Agrippa:
Laet hooren, leit het zoo, dat kunt ghy licht verwerven.
Peter:
1325[regelnummer]
'k Heb mijn' gekruisten Vorst verlochent, in zijn noot,Ga naar voetnoot1325
My zelf onwaert gemaeckt aan d'eere zijner doot,
Het triomfeerend Kruis; en wensch die schult te boeten.
Men hang my dan om hoogh ten hemel, by de voeten;Ga naar voetnoot1328
En met dit schuldigh hooft, dien Godtvergeten mont,
1330[regelnummer]
Die driewerf Godt verzwoer, beneden, naer den gront;
Als een die wel verdien ten afgront neêr te daelen,Ga naar voetnoot1331
Versteken van den glans der zaligende stralen.Ga naar voetnoot1332
Dit's 't eenigh dat ick bid: vergun my die gena.Ga naar voetnoot1325-33
Agrippa:
Zy wort u toegestaen. nu voort, en rept u dra.
1335[regelnummer]
Dit Krijgsvolck wacht, om u naer 't hoogh gerecht te leiden.Ga naar voetnoot1335
Trauwanten, leit hen wech. men quist slechts tijdt met beiden.Ga naar voetnoot1336
REY VAN GEKERSTENDE SOLDATEN.
Zang:
Och, of 't geoorlooft waer,
Op 't Apostolisch spoor, te blussenGa naar voetnoot1338
Zijn' yver, met godtvruchtigh kussen
1340[regelnummer]
Der voetstappen van 't lijdzaem paer;Ga naar voetnoot1340
En elcken voetstap, met
Bedruckte tranen, te besprengen;Ga naar voetnoot1342
Ja tranen met hun bloet te mengen,
En uit te storten ons gebet;
1345[regelnummer]
Daer dat doorluchtigh rootGa naar voetnoot1345
| |
[pagina 282]
| |
Zal vloeien, uit zoo heilige aderen.
O Stat, heeft een wolvin uw VaderenGa naar voetnoot1347
Gelickt, gezooght; waerom verstootGa naar voetnoot1348
Ghy, grimmiger van aert,
1350[regelnummer]
Dees Vaders? och! waer sleept ghy henenGa naar voetnoot1350
De Meesters, die, met eedler steenen,Ga naar voetnoot1351
Uw muuren trecken hemelwaert?
Van waer uw Godtsdienst, door de wolcken,Ga naar voetnoot1353
Wort toegeblazen allen volcken.
Tegenzang:
1355[regelnummer]
Het Heidensch Rome mostGa naar voetnoot1355
Van outs, door bloet, zijn grootheit baren,
En oorloogh blazen zoo veel jaren:
Dat heeft van Remus af begost;Ga naar voetnoot1358
Van dat de broeder sloegh
1360[regelnummer]
Ter neder zijnen vollen broeder:Ga naar voetnoot1359-60
Gelijck nu lest de zoon zijn moeder,Ga naar voetnoot1361
Die hem, haer hoop, ter weerelt droegh,
En zette in top van 't Rijck.Ga naar voetnoot1363
Zou die zijn moeder zoo durf loonen,
1365[regelnummer]
Dan onze Vaders noch verschoonen;Ga naar voetnoot1365
Zoo was hy niet zich zelf gelijck.
Maer 't Christensch Rome moet
Door martelbloet zijn grootheit baren,
En worstelen door veel gevaren.
1370[regelnummer]
Ons Vaders stichten nu in bloet
Een nieuwe stat, die, door hun lyden,
Meer wint, dan d' oude, door haer strijden.Ga naar voetnoot1370-72
| |
[pagina 283]
| |
1375[regelnummer]
En onverwelckbren kransGa naar voetnoot1375
Geruckt van 't hooft der trotste mogentheên.Ga naar voetnoot1376
Nu neemt uw' toevlught niet,
In 't uiterste verdriet,
Naer Capitool, of Jovis vogelen,Ga naar voetnoot1379
1380[regelnummer]
En goude standertgoón:
Zoeckt heul aen Jesus troon,Ga naar voetnoot1381
In schaduw van d'Apostlen, en hun vlogelen.Ga naar voetnoot1382
|
|