De werken van Vondel. Deel 4. 1640-1645
(1930)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 215]
| |
Grafnaelt van 's Konings Stadthouder in Yrlandt.aant.Ga naar voetnoot*Graef STRAFFORT, al te vierigh in zijn trouw,Ga naar voetnootvs. 1
Zijn Vaderlants verwondering en rouw,Ga naar voetnoot2
En door zijn deught gewassen, boven 't peil
Des menschelijcken lofs, zoo hoogh en steil;
5[regelnummer]
Zijn HEILIGH HOOFT toewijende aen 't versteentGa naar voetnoot5
En wreet gemoedt der razende gemeent,Ga naar voetnoot6
Met een stantvastigheit, die Kato voeght,Ga naar voetnoot7
Of Thrasea, in 't sterven zoo vernoeght;Ga naar voetnoot8
Of, onder Neroos moederslaghtigh Rijck,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Den grijsen onbeteuterden Stoijck,Ga naar voetnoot10
En allen den Stoijcken, oit bekent;Ga naar voetnoot11
Dees [toen hy nu, met een benijbaer endt,
En wel getroost, als buiten stervens noot,Ga naar voetnoot13
Den jongsten dagh zijns levens hier besloot]
15[regelnummer]
Verlichte braef, gelijck een helt, het padtGa naar voetnoot15
Der Doot, mits hy haer rustigh tegentrat;Ga naar voetnoot16
En [zelf zoo boos betight van zijn party,Ga naar voetnoot17
In 't straffen van de snootste schelmery
Der schreiende gemeente, door het leetGa naar voetnoot19
| |
[pagina 216]
| |
20[regelnummer]
Van naberouw, dat haer in 't harte sneet]
Scheen vonnis zelf te vellen over 't stuck,Ga naar voetnoot21
En strafte 't graeuw, aen 't lijf niet, maer met druck:Ga naar voetnoot22
Hy achte 't nut te krimpen 't langer lot
Zijns levens, en zich t'offeren aen Godt,Ga naar voetnoot23-24
25[regelnummer]
Om zulck een storm des tijts, vol ongevals,Ga naar voetnoot25
Tot 's Konings dienst, te stuiten op zijn' hals.Ga naar voetnoot26
O groeizaemheit, gepast te wonder
Naer zulck een' mans onnooslen stijl!Ga naar voetnoot27-28Ga naar voetnoot28
O edele gerustheit, onder
30[regelnummer]
Den slagh der ongeruste bijl!Ga naar voetnoot30
|
|