De werken van Vondel. Deel 2. 1620-1627
(1929)–Joost van den Vondel– Auteursrecht onbekend
[pagina 201]
| |
De vyfde en leste handel.
TERENTIVS. SIMEON. REY VAN CHRISTENEN. GABRIEL.
Terentius:
Wie maeckt u stout zoo vroegh dees velden te bespieden?Ga naar voetnoot2057
Simeon:
Verspieders zijn wy niet, och neen, maer vrome lieden,
Genadigh Landvooght, wy zijn Christenen gedoopt
2060[regelnummer]
Een vreedzaem volck, dat steeds op Iesus Christus hoopt
Der zielen Heyland: dien de Goddeloze Ioden
Zoo schelms betichten, en zoo schandelijcken dooden:Ga naar voetnoot2062
Wy gangers in zijn spoor, om zynen naem versmaed,Ga naar voetnoot2063
Te strengh van haer vervolght, en tot in 't graf gehaet,Ga naar voetnoot2064
2065[regelnummer]
Voor 't iongste Paeschfeest hier noch aen ons heerdsté zaten:Ga naar voetnoot2065
Maer door het spoocken van d'Ausonische Soldaten,Ga naar voetnoot2066
Die 't al afliepen, als vast d'een aen d'ander stadGa naar voetnoot2067
Van haer beklommen de bebloede ne'erlaegh had,Ga naar voetnoot2068
En 't eyslijck moordgeschrey dat herwaerts inde toppenGa naar voetnoot2069
2070[regelnummer]
Der hooge bergen klonck van Ascalon, van Ioppen,Ga naar voetnoot2070
Van Ptolemaïde, Iotapa, Taricheen,Ga naar voetnoot2071
Aphaca, Garizim, 't plat land der Idumeen,
En and're plecken: wy beducht voor Salems plagen,Ga naar voetnoot2073
Die Davids zoon voorzey, die vele komen zagen,Ga naar voetnoot2074
| |
[pagina 202]
| |
2075[regelnummer]
En druppen onverziens op dit halstarrigh zaed,Ga naar voetnoot2075
Dees muren vloden nae de Goddelijcke raedGa naar voetnoot2076
Die ons Messias gaf, en bleven zoo verholen
Te Pella. nu de Stad light gants vergaen tot kolenGa naar voetnoot2078
En assche, komen wy, een ongewapent volck,
2080[regelnummer]
't Verwoest Ierusalem bezien: of noch de kolck,Ga naar voetnoot2080
Of eenigh teecken van ons heerdsté was te vinden,
Of koud gebeente van ons onbegraven vrinden:
Vermids wy hoorden 't heyr op zijn vertrecken stond.
Dit weynige Edel Heer ons arme Pelgrims iont.Ga naar voetnoot2084
Terentius:
2085[regelnummer]
Uw antwoord my vernoeght. gaet henen zonder vragenGa naar voetnoot2085
Uw dorpels zoeckt, begraeft uwe onbegraven magen,Ga naar voetnoot2086
En zoo de Nood u druckt, keert van 't geberghte we'er,
En slaet u metter woon hier veylighlijcken ne'er,Ga naar voetnoot2088
Bezaeyt dit ackerland, plant wijngaerd, bouwter hutten,
2090[regelnummer]
En uwen Christus dient: wy zullen u beschutten,
En al die 't Ioods geslacht niet godloos hangen aen
Ons zullen wilkom zijn, 't land zal haer open staen.Ga naar voetnoot2092
Rey van Christenen:
Helaes! wat mercken wy hier al veranderingen.
Helaes! Ierusalem, ons schynen alle dingen
2095[regelnummer]
Vergaen met uwen val. wat Scyth, wat wreede ParthGa naar voetnoot2095
Die hier voorby gaet, moet met een medogend hart
Niet aenzien dat geweld vernielt met stael en vuyrwerck,Ga naar voetnoot2097
En geven een gehuyl op 't omgestorte muyrwerck,Ga naar voetnoot2098
| |
[pagina 203]
| |
Op 't puyn en d'assche, die d'uytheemschen houd bedeest,Ga naar voetnoot2099
2100[regelnummer]
En tuyght hoedanigh is haer heerlijckheyd geweest.
O God! wat ziedy niet al aen met alziende oogen.
Wie zal hier over recht uw oordeel vaten mogen.Ga naar voetnoot2102
Gabriel:
Ghy Christen Pelgrims, die hier dut en vreest geen leetGa naar voetnoot2103
Van d'Engel Gabriel die 's Hemels vloer betreed:
2105[regelnummer]
Die d'heyl'ge Moedermaeghd boodschapte van te voren
Hoe zy van God was tot een Moeder Gods verkoren:
Ick zal 't ontvouwen, en voor u ontsluyten al
't Geen aen te mercken staet in Isr'els droeven val,Ga naar voetnoot2108
Met aendacht daer op let, en u geensins verwondert
2110[regelnummer]
Dat ghy hier ziet vertre'en, verbrand, geblaeckt, geplondert
Den Priesterlijcken stoel korts vol van Majesteyt,Ga naar voetnoot2111
Den Koninghlijcken Throon, de pracht en heerlijckheyd
Des grooten Salomons: dat ghy met stael, met vlammen,
En honger ziet verdelght de welgeboren Stammen:Ga naar voetnoot2114
2115[regelnummer]
Die alle volck te spijt, en d'Engelen te trots,Ga naar voetnoot2115
Uytbloncken in 't geberght gelijck een glori Gods:Ga naar voetnoot2116
Want daer in is vervult, 't geen voormaels u in PersenGa naar voetnoot2117
Heeft Daniel voorzeyd met zijn droomkondige herssen,Ga naar voetnoot2118
Te weten: dat het volck eens Vorsts ghewapent sterckGa naar voetnoot2119
2120[regelnummer]
Wtroeyen zou de Stad, het volck, en d'heyl'ghe Kerck,Ga naar voetnoot2120
En schorssen 't off'ren, en zijn valsche Godsdienst stichtenGa naar voetnoot2121
Daer boven d'Arcke 't goud des Cherubs plach te lichten:
Ghelijck Messias oock gespelt heeft zoo perfect,Ga naar voetnoot2123
Als hy de stralen van zijn Godheyd hield bedeckt,Ga naar voetnoot2124
| |
[pagina 204]
| |
2125[regelnummer]
En van d'Olijfbergh zagh het heyr de Stad verrassen,Ga naar voetnoot2125
Den Tempel branden, en 't verwoede Roome plassen,
En met d'hoefysers van haer henghsten staen in't bloed.
Wie niet halstarrigh blijft kan hier door in 't ghemoed
Zich oock verzek'ren, dat nae aller Heyl'gen wenschenGa naar voetnoot2129
2130[regelnummer]
Verschenen is den Held en Heyland aller menschen,
De groote Siloa: vermits men ziet ontrucktGa naar voetnoot2131-vlgg.
Den Ioden haren staf, en haren Staet verdruckt,
Iae tot den grond vernielt: ghelijck zulcx elck gegevenGa naar voetnoot2133
Is tot een teecken van d'Oudvader zat van leven,Ga naar voetnoot2134
2135[regelnummer]
Die God zoo langh aen zijn beloften hield verschuldGa naar voetnoot2135
Tot dat hy Iuda zagh ontsceptert, en onthultGa naar voetnoot2136
Van zynen hoofdband, en ontkleed van zijn gewaden,Ga naar voetnoot2137
En 't volck Gods d'aerdsche weelde, en heerlijckheyd versmaden,Ga naar voetnoot2138-vlgg.
Zoo haest als het vernam, hoe Davids Godes zoonGa naar voetnoot2139
2140[regelnummer]
Om leegh afbreken liet den weereldlijcken throon,Ga naar voetnoot2140
Een ongeachte prael, indienze wierd ghelekenGa naar voetnoot2141
By 's Hemels glori, daer hy zit om uyt te steken
Verr' boven al de pracht der Koningen, die oyt
Hier lagen overhoop, en vochten haer beroyt.Ga naar voetnoot2144
2145[regelnummer]
Wat Christen isser, die nu vo'en zal zijn gedachten
Met zulcke verckens draf, en op een Heyland wachtenGa naar voetnoot2146
Die aerdsche kroonen stroyt? die throonen bout in't slijck:Ga naar voetnoot2147
| |
[pagina 205]
| |
Die nauw bepaelt is met een engh verganghlijck rijck:Ga naar voetnoot2148
Die pronckt met staven die inwendigh vast verrotten:Ga naar voetnoot2149
2150[regelnummer]
Die purper draeght dat opgheknaeght word vande motten,
Dat zynen glans vergeet, en haest zijn luyster derft?Ga naar voetnoot2151
Ghy huysgenoten Gods, die hier beneden zwerft,Ga naar voetnoot2152
Gewisselijck, al waer uw erf het Rijck van Meden,
Schoon Persen waer u leen, en Nimrots groote stedenGa naar voetnoot2154
2155[regelnummer]
Uw loth, schoon of al 't oost voor u op 't aenzicht viel:Ga naar voetnoot2155
'T waer noch een krancke troost verworven voor de ziel:Ga naar voetnoot2156
Al blonck uw lichaem als een Zon, die zat van stralenGa naar voetnoot2157
Op haren middagh bralt, eer zy gaet nederdalen:Ga naar voetnoot2158
Wat mochtet baten, als een langh gevreesde doodGa naar voetnoot2159
2160[regelnummer]
Op 't onverzienst' voor u deze aerdsche glori sloot.Ga naar voetnoot2160
Laet dan de dwazen gaen brageren en hoogh roemenGa naar voetnoot2161
In dingen, die slechts zyn verwelckelijcke bloemen:Ga naar voetnoot2162
Vlieght ghy uyt d'ydelheyd nae boven van bene'en:Ga naar voetnoot2163
Klimt op daer Iesus word van d'Eng'len aengebe'en:
2165[regelnummer]
Daer 't heyrschaer nimmer moe, met juychen, en met springen,Ga naar voetnoot2165
Droomt nergens anders af als van hem lof te zingen:Ga naar voetnoot2166Ga naar voetnoot2166-vlgg.
Daer d'Ouderlingen op haer herpen kunstigh slaen:Ga naar voetnoot2167
| |
[pagina 206]
| |
Daer alle tortzen, daer de sterren, Zon, en Maen,Ga naar voetnoot2168
Zijn enckel duysternis, ten opzien van den genenGa naar voetnoot2169
2170[regelnummer]
Die 't end'loos Rond vervult, en niets laet onbeschenen:Ga naar voetnoot2170
Daer 't nieuw Ierusalem heeft gants een ander schijn:Ga naar voetnoot2171
Daer al de straten goud, de poorten peerlen zijn:Ga naar voetnoot2172
Daer 's Dryheyds Majesteyt verstreckt aen alle kantenGa naar voetnoot2173
Der Hemel-lieden Kerck: daer alle diamanten
2175[regelnummer]
Verliezen haren glans: daer God zich maeckt gemeen,Ga naar voetnoot2175
En duyzend jaren zyn als onzer dagen een.
Wie zal nu twijff'len dat de wet met al haer feesten,Ga naar voetnoot2177
'Twieroocken, 't slachten, en 't opofferen der beesten,
De reynigingen, en wat dienst daer meer aen kleeft:
2180[regelnummer]
Is donckerheyd, by 't geen dat schoonder luyster heeft?Ga naar voetnoot2180
Wie zal de schaduwen omhelzen voor de waerheyd?
Of kiezen Moses glans voor Christus gulde klaerheyd?
Die blonck op Thabor van zijn voorhoofd als een zon:Ga naar voetnoot2183
Wie Levi aenzien voor den tweeden Aäron?Ga naar voetnoot2184
2185[regelnummer]
Die in een schoonder Koor gaet storten zijn gebedenGa naar voetnoot2185
Als oyt Hooghpriester, die hier wieroockte beneden
In 't heylighdom, dat nu gebroken en geschendGa naar voetnoot2187
Elck raed dat hy 't gemoed nae 's Hemels kercken wend:Ga naar voetnoot2188
Van derwaerts Iesus 't mann' laet regenen by vlagen,Ga naar voetnoot2189
| |
[pagina 207]
| |
2190[regelnummer]
Veel zoeter als de broon die op de tafel lagenGa naar voetnoot2190
Voor 't Priesterlijck geslacht: van derwaerts elck bereytGa naar voetnoot2191
Is spyze die de ziel toebrenght onsterflijckheyd.Ga naar voetnoot2192
O Bruyt van mynen Vorst, verkorene Gemeente,Ga naar voetnoot2193
Keert vry uw aengezicht van 't vlammigh borstgesteente,Ga naar voetnoot2194
2195[regelnummer]
Daer uwen Phenix me' gingh brallen eens om 't jaer,Ga naar voetnoot2195
Als of hy niet meer mensch, maer gants vergodet waer:Ga naar voetnoot2196
Die glanssen zijn gebluscht waerom ghy stond verwondert,Ga naar voetnoot2197
Die diensten hebben uyt: ziet Levi eens geplondertGa naar voetnoot2198
Zoo naeckt staen zonder kleed, en treuren om den schat,
2200[regelnummer]
En 't goud, dat Israël zijn Kerck geheylight had.Ga naar voetnoot2200
Zoo ghy een Priester zoeckt versmaed dit driftigh Eyland,Ga naar voetnoot2201
Gaet nae de sterren toe, daer vindy uwen Heyland,Ga naar voetnoot2202
Niet opgesmuckt met zijde, of wormgespinsel, neen,Ga naar voetnoot2203
Zijn kleed is enckel licht van boven tot bene'en.
2205[regelnummer]
Ziet wat een ronde kringh van louter vlam, en stralen
Omzweeft zijn Majesteyt. ey ziet eens neder dalen
Die zoete Cherubijns, en Seraphynen om
't Schoon aenschijn door te zien van's Hemels Bruydegom:Ga naar voetnoot2208
Zy loncken lodderlijck, en blyven op hem staren:Ga naar voetnoot2209
2210[regelnummer]
Volght haren voorgangh: laet de doode Priesters varen,Ga naar voetnoot2210
En rusten in het graf: leent niet meer Moses mond
| |
[pagina 208]
| |
Maer Christus lippen 't oor: omhelst het nieuw Verbond.
Vermengt geen goud met lood. waerdeert het beeld geringer
Als 'tleven daer 't op heeft gewezen met de vinger.Ga naar voetnoot2213-2214
2215[regelnummer]
Dit treurspel dat hier is gespeelt zoo bloedigh langh,Ga naar voetnoot2215
En nu besloten met der Ioden ondergang,
U Gods rechtveerdigheyd en strengheyd uyt gaet drucken,
Die wraecke neemt van 't quaed, en alle booze stucken,Ga naar voetnoot2218
En tot waerschouwingh van een ygelijck persoonGa naar voetnoot2219
2220[regelnummer]
Stelt als een baecken dit verdelght geslacht ten toon:Ga naar voetnoot2220
Gelijck de Rechters op het galgeveld de boeven,Ga naar voetnoot2221
Die overgeven vaeck haer Ouwderen bedroeven,Ga naar voetnoot2222
Iae een geheele Stad: brandstichters, en verra'ers,
Straetschenders, dieven, en vervloeckte moordenaers,Ga naar voetnoot2224
2225[regelnummer]
Met knodze, vuyr, en stael, met koorden en met stroppen,Ga naar voetnoot2225
Raeybraecken, worgen, slaen, ophangen, branden, koppen,Ga naar voetnoot2226
En wegen op de straf nae elcx begangen feyt:Ga naar voetnoot2227
De plaetze van 't gerecht geeft een afgryslijckheyd
Den reyzigers, wanneer zy palen, raden, galgen,
2230[regelnummer]
En kruyssen zien van verr', die haer het hert doen walgen
Van d'eysselijcke stanck, en 't aenzicht al verschricktGa naar voetnoot2231
Afwenden van 't geboeft', dat d'oogen uytgepickt
En halfgegeten, spijst den Kraeijen en den Raven,Ga naar voetnoot2233
En d'Arenden, die in haer ingewand begravenGa naar voetnoot2234
2235[regelnummer]
't Verschroockte menschenvleesch, verdort en zwert gebraen,Ga naar voetnoot2235
| |
[pagina 209]
| |
Een vette buyt waer op dees Dieren ledigh gaen.Ga naar voetnoot2236
De Ioon van misdaed in haer knagende gewetenGa naar voetnoot2237
Vaeck wierden overtuyght, wanneer zy Gods Propheten
Verpletterden met steen, en blixemden haer 't hoofd.Ga naar voetnoot2239
2240[regelnummer]
Maer och! hoe was dat volck van 't Hemels licht berooft,
Als zy ophoopten noch d'afgrijsselijcke zonden,Ga naar voetnoot2241
En 't onbesmette Lam zoo bits nae 't leven stonden:Ga naar voetnoot2242
Hoe was al 't helsche Spoock ontketent op die dagh,Ga naar voetnoot2243
Als God zijn liefste Zoon zoo bloedigh sterven zagh:
2245[regelnummer]
Die strengh ghebonden, en geslagen, en bespogen,Ga naar voetnoot2245
Geruckt wierd, en gepluckt, gesleept, en voortgetogen:Ga naar voetnoot2246
Die naeckt ten toon gestelt eens yeders gaepspel was:Ga naar voetnoot2247
Doen 't al, kruyst kruyst hem, riep, en lost ons Barrabas,Ga naar voetnoot2248
Zyn bloed zy op ons breyn: doen hy van schreyen moedeGa naar voetnoot2249
2250[regelnummer]
Zyn borst gemarmert, en gestreept zagh van de roede:Ga naar voetnoot2250
Doen hy in 't Richthuys droegh het purper tot zyn hoon:Ga naar voetnoot2251
Gesceptert met een riet, gemytert met een kroonGa naar voetnoot2252
Van scherpe doornen, die het Kryghsvolck om zyn herssen
Gingh vlechten, en verwoed om zyn hoofdslapen perssen,Ga naar voetnoot2254
2255[regelnummer]
Dat een slaghregen van roo druppelen al meerGa naar voetnoot2255
Droop langs zyn voorhoofd, en zyn heyligh aenschijn ne'er:
Aldus mismaeckt, most hy met pynelijcke gangenGa naar voetnoot2257
'Thout dragen daermen hem gespalckt korts aen zou hangen:Ga naar voetnoot2258
O wreedheyd ongehoord! zoo wierd hy als een guytGa naar voetnoot2259
| |
[pagina 210]
| |
2260[regelnummer]
Gedoemt ten galgenbergh, en most ter poorten uyt.Ga naar voetnoot2260
Hem volgde een droeve Rey van Vrouwen, en van Maegden,
Die gaende sloegen voor haer borsten, en beklaeghdenGa naar voetnoot2262
Den heyligen Propheet, die door de gansche Stad
Veel krancken oon artzny van 't bed geholpen had.Ga naar voetnoot2264
2265[regelnummer]
Indien noch 't loos gebroed zijn straf had willen keeren,Ga naar voetnoot2265
Zy wierd hun klaer gespeld zelf van de mond des Heeren,
Die zich omwende, en riep: helaes! bedruckte Rey,Ga naar voetnoot2267
Wat weendy over my, maeckt eer een veldgeschrey,Ga naar voetnoot2268
En uwen val beklaeght: want ziet ick zie genaecken
2270[regelnummer]
De fackel die uw Stad verbranden zal en blaecken:
Dan zalmen roepen: o geluckigh is die geen,
Die noyt onnoozel vrucht zagh hangen aen haer speen:Ga naar voetnoot2272
O drymael zaligh die noyt blyde moeder waren,
Diens buycken nimmer zyn gesloncken nae het baren.Ga naar voetnoot2274
2275[regelnummer]
Zoo sprekende, genaeckte hy 't Heydensche Gericht,Ga naar voetnoot2275
'T vervloeckte Golgotha dat wit van schedels licht.Ga naar voetnoot2276
Hier most hy naeckt aen 't hout gehecht, te schendigh lydenGa naar voetnoot2277
Twee Moorders, die hy zagh gekruyst op beyde zyden:
Hier wierp de Krijghs-Knecht om zijn kleederen het loth:Ga naar voetnoot2279
2280[regelnummer]
Hier bad hy voor zijn beuls, en wierd van nieuws bespot:Ga naar voetnoot2280
Met galle en eeck gelaeft. hier zagh hy 't handenwringenGa naar voetnoot2281
Zijns Moeders, en een zweerd haer droeve ziel doordringen:
Hier schreyde hy: God waerom verlaet ghy uwen Zoon!Ga naar voetnoot2283
| |
[pagina 211]
| |
Dat zynen moordschreeuw klonck in 's Hemels hooghsten throon;Ga naar voetnoot2284
2285[regelnummer]
Wy zagen hem terstond den lesten doodsnack geven,
En droegen flucx zijn ziel in 't vrolijck eeuwigh leven,
In 't lieflijck Paradijs: van derwaerts zaghze ne'er,Ga naar voetnoot2287
En zagh 't verlaten vleesch doorsteken met een speer:Ga naar voetnoot2288
De Zonne gaen te rugh: de çierlijcke tapytenGa naar voetnoot2289
2290[regelnummer]
Des Tempels scheuren, en van zelf aen stucken ryten:
Het aerdrijck zidd'ren, en de Dood haer ys'ren staf
Verworpen, als de doon opkeken uyt het graf.Ga naar voetnoot2291-2292
O Christen Schare laet zijn droevigh lyden breken
Uw steenen hert, en denckt of God om zich te wreken
2295[regelnummer]
Van 't goddeloos geslacht niet dobbel oorzaeck heeft,Ga naar voetnoot2295
Wanneer 't zijn goedheyd zoo ondanckbaer wederstreeft:
Dus spiegelt u, en vreest, eer ghy me' word verstooten:Ga naar voetnoot2297
Want heeft hy niet verschoont naturelijcke loten,Ga naar voetnoot2298
Veel minder ongequetst die van zijn blixems blijft,Ga naar voetnoot2299
2300[regelnummer]
Die tegen de natuyr den boom is ingelijft:
Of zydy Iacobs zaed, zoeckt geenen roem te halenGa naar voetnoot2301
Voor God, om dat uw stam van Abram komt te dalen:Ga naar voetnoot2302
Om dat ghy zijt besne'en: noch steunt niet op de Wet:
Maer door 't geloove uw hope op Iesus Christus zet.
2305[regelnummer]
In dees verstooringe, en beschreijelijcke ellende,Ga naar voetnoot2305
Als in een tafereel, oock aller dingen endeGa naar voetnoot2306
Word levende afgemaelt, en naeckt gestelt ten toon,Ga naar voetnoot2307
| |
[pagina 212]
| |
Dat niets blinckt hier bene'en zoo heerlijck, noch zoo schoon,
Zoo sterck, zoo groot, zoo trotz, zoo prachtig, noch zoo heyligh,
2310[regelnummer]
Dat voor een snel verderf zich kan beschutten veyligh.
Ziet vry Ierusalem eens met opmercken aen:Ga naar voetnoot2311
Ghy ziet de weereld met haer vesten ondergaen,Ga naar voetnoot2312
En niets geschapen dat in eeuwigheyd zal duren.
Laet alle Steden prat, en stout zijn op haer muren,
2315[regelnummer]
Wachttoornen, poorten, en bolwercken Hemelhoogh,
Valbruggen, yzerwerck, en grachten nimmer droogh:Ga naar voetnoot2316
Wat magh het baten, als de ionghste dagh der dagenGa naar voetnoot2317
Komt steuren 's weerelds Feest met alderhande plagen?
Als God zich rust ten strijd, en datmen 't ChristendomGa naar voetnoot2319
2320[regelnummer]
Als in slaghoorde vind tweespaltigh staen alom,Ga naar voetnoot2320-vlgg.Ga naar voetnoot2320
Rijck tegen Rijck gekant, en dat d'hoofdstoffen stuytenGa naar voetnoot2321
Nature in haren loop, en gaen haer ampt te buyten?Ga naar voetnoot2322
Wanneer d'onzuyv're locht een snelle pest verweckt,Ga naar voetnoot2323
Het Kerckhof mest, en 't land alsins met dooden deckt?Ga naar voetnoot2324
2325[regelnummer]
Wanneer de Zee verlaet haer palen niet om temmen,Ga naar voetnoot2325
Te lande berst, en briescht, en op de baren zwemmenGa naar voetnoot2326
De menschen doet, en 't vee? wanneer het aerdrijck beeft,
En uyt den afgrond loyt, en een gehuyl opgeeft,Ga naar voetnoot2328
En hooge Klippen scheurt, en overstulpt met RotzenGa naar voetnoot2329
2330[regelnummer]
De Ste'en, die hangende aen 't gebergte elck wilden trotzen?Ga naar voetnoot2330
Wanneer den Hemel derft zijn blinckende gestalt,Ga naar voetnoot2331
Zijn Sterren stroyt, de Maen haer zilv're pruyck ontvalt,Ga naar voetnoot2332
| |
[pagina 213]
| |
De Zon zijn gouden huyve, en dat met groot vergrammenGa naar voetnoot2333
Den AEther uytberst, en de weereld stelt in vlammen?Ga naar voetnoot2334
2335[regelnummer]
Dan zal de Reye der AertzEng'len dalen af,
En met bazuyngeklangh verwecken uyt het graf,Ga naar voetnoot2336
En dagen voor 't gericht de dooden lange ontslapen,
En zamelen 't gebeent': de baren zullen gapen,Ga naar voetnoot2338
En braecken lyven uyt die schuurden haren grond,Ga naar voetnoot2239
2340[regelnummer]
En die verzwolgen zijn van visschen groot van mond.
Het aerdrijck zal zijn doon, de Zee haer lijcken geven,
En Adam al zijn zaed zien voor hem staen, en leven.
De Caesars zullen uyt haer tomben hemelwaert
Een grooter Caesar zien, en vluchten al vervaertGa naar voetnoot2344
2345[regelnummer]
Voor zijn strengh aengezicht: de Vorsten eyslijck huylen:
Ach bergen valt op ons! versteeckt ons helsche kuylen!Ga naar voetnoot2346
Ons scepters hebben uyt, ons glori heeft gedaen:Ga naar voetnoot2347
Wat vyerschaer spantmen hier: wie kan voor hem bestaen.Ga naar voetnoot2348
't Geslacht der Ioden met verwonderingh zal spreken:
2350[regelnummer]
Dit 's hy wiens zyde met een yzer wierd doorsteken:
Dit is hy die betrad de dorpels van ons huys,Ga naar voetnoot2351
En hingh op Golgotha gedoemt, en storf aen 't Kruys:Ga naar voetnoot2352
Waer bergen wy ons ziele! het dun getal der vromen,
Dat Christus door 't geloove heeft vrolijck aengenomen,Ga naar voetnoot2354
2355[regelnummer]
En 's weerelds pracht versmaed, en had om zynen NaemGa naar voetnoot2355
Noch schat, noch borgerschap, noch staet, noch lof, noch faem,Ga naar voetnoot2356
Maer ramp, en tegenspoed: ia wierd vaeck vander eerdenGa naar voetnoot2357
Verdelght van felle beuls met koorden, vuyr, en zweerden:Ga naar voetnoot2358
| |
[pagina 214]
| |
Dat Christen hoopken zal ter rechterhand vooraen
2360[regelnummer]
Geplaetst zijn lichten blyde op zynen Heyland slaen,Ga naar voetnoot2360
En vliegen Hemelwaert nae boven, als 't zal hooren
Die vreughdenrijcke Stem: Komt hier mijn uytverkoren:Ga naar voetnoot2362
En met een Feestgewaed omgord van enckel Zon
Verzellen gaen om hoogh den tweeden Salomon:Ga naar voetnoot2364
2365[regelnummer]
Die om elck nae verdienst zijn vonnis uyt te meten,Ga naar voetnoot2365
Is op geen Stoel van goud, en elpenbeen gezeten,Ga naar voetnoot2366
Maer inde wolcken bralt, met grooter MajesteytGa naar voetnoot2367
Als Esaias zagh voorheen Gods heerlijckheyd:Ga naar voetnoot2368
Bralt zegge ick op een Throon, die vande Seraphynen
2370[regelnummer]
Gedragen, niet en doet als blixemen en schynen,Ga naar voetnoot2370
En werpen strael op strael. ziet hoe verbaest voor hemGa naar voetnoot2371
De Goddelooze vli'en dees donderende Stem:
Vervloeckte gaet van my! 't berouw komt hier te spade:Ga naar voetnoot2373
Geen aflaet geeftmen hier: hier schenckt God geen genade:Ga naar voetnoot2374
2375[regelnummer]
Ziet hoe al 't Helsche Spoock met zeldzaem gekrioelGa naar voetnoot2375
Met zynen peckstock stouwt de Zielen inden Poel.Ga naar voetnoot2376
Ziet hoe Beëlsebub zijn kerckers en zijn holenGa naar voetnoot2377
Met zwavel propt, en met onlesschelijcke kolen,Ga naar voetnoot2378
En pijnt de naeckten met een endelooze dood:
2380[regelnummer]
Terwijl de Christen Rey in Abrams zachte schootGa naar voetnoot2380
Gewenschte rust geniet, en inden Paradyze
't Verborgen Manna smaeckt, en nut der Eng'len spyze.Ga naar voetnoot2382
Ghy Bondgenooten Gods gaet in door d' enge poortGa naar voetnoot2383
| |
[pagina 215]
| |
Nae deze Bruylofts Feest, en blyschap noyt gehoort,Ga naar voetnoot2384
2385[regelnummer]
En met uw voorbeeld, en oprechtigheyd wilt nooden
Tot uw gemeenschap steeds het overschot der Ioden:
Dat nae veel zwarighe'en, nae veel geleden smaed
Den Zoon zal kussen, en de Goddelijcke raedGa naar voetnoot2388
Gehoorzaem zijn, nae dat 't getal vervult zal wezenGa naar voetnoot2389
2390[regelnummer]
Der Heydenen, die God en 's weerelds Heyland vreezen.
Simeon:
Lof zy Iehova die ons wormkens vrund'lijck is,Ga naar voetnoot2391
En toont den rijcken schat van zijn geheymenis:Ga naar voetnoot2392
Die zynen Engel zend uyt 's Hemels hooge kercken,
Om ons t'ontsluyten wat wy hebben aen te merckenGa naar voetnoot2394
2395[regelnummer]
In Iacobs droeven val, en iammerlijcke ellend.Ga naar voetnoot2395
Mijn Christenen, dit in uws herten tafel prent:Ga naar voetnoot2396
Aenmerckt Gods strengheyd aen de geen die hem verachten,Ga naar voetnoot2397
Zijn groote goedigheyd aen al die op hem wachten.Ga naar voetnoot2398
DOOR EEN IS 'T NU VOLDAEN.Ga naar voetnoot*
EYNDE |
|