Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 442]
| |
Hoe dwaas dient elk dien afgodt! maar hoe wys
Raadt Christus, datwe een' schat van hoger prys
Hier boven kloek vergaren! Wie geen oordeel
Ontbeert, ziet klaar al t'ongelyk het voordeel.
Het aardtsche goet bestaat toch altemaal
In huizen, lant en zant, of schoon metaal;
Het hemelsche in Godts gunst, met Christus bloet
Wel dier gekocht, en vrê van 't vroom gemoet.
Een booswicht krygt het eerste, een godtvergeter:
Door 't ander goet wort d'eigenaar ook beter.
De geltwinst, waar die hoogst gerekent wort,
Schiet jammerlyk tot 's lichaams hulp te kort;
Terwyl de mensch, die daar zyn heil verkiest,
Zyn ziel, dat 's meer dan 's werelts schat, verliest:
Maar nutter lot, by Godt omhoog verkoren,
Behoudt de ziel, zo eêl, zo hooggeboren.
Wie rykdom mist, zit met geen' noodt belaân:
Zyn leven duurt, zyn welvaart kan bestaan.
Maar 't beste deel, sprak Christus, is alleen
Nootwendig: dit 's alsins het enigste een,
Van niemant wel gemist: wie dit blyft derven,
Leeft ongetroost, en moet rampzalig sterven.
Door aardtsch gewin wort met veel last geplaagt
Die 't ruim verkrygt, van zorg op zorg geknaagt;
| |
[pagina 443]
| |
Elendig dus benaawt door zyn geluk:
Maar 't hemelsch erf verlost van ramp en druk,
Baart wellust, die veel onheil kan verzachten,
Mengt vreugt in rou, gejuich in jammerklagten.
Onduurzaam is 't genot van wereltsch goet,
Door diefstal licht gerooft, door vlam of vloet
Verslonden; ook door mot of roest geschent.
Wien blyft het by? geen' mensche in 's levens endt.
Maar zielgewin staat vast, kan 's levens uren
En 't vast gebou der werelt zelf verduren.
De rykste is arm, terwyl hem meer ontbreekt,
En magt van gout de goutzucht zelve ontsteekt.
Is Godt uw goet, zo kan u niets ontstaan:
Daar stroomt u toe d'onmeetbare oceaan
Der zaligheit, geen ras verdroogde beken.
Wat armoê zit van rykdom daar versteken?
Wiert dit verschil zo groot, als 't is, gevat,
Geen mensch bleef arm, verrykt met Nabals schat:
Godts erfgoet, meer dan Kresus rykdom waardt,
Bleef altyt wis voor Lazarus gespaart:
En wie, verblint door winzucht, vondt zyne ogen
Door ydelheit van schyngoet ooit bedrogen?
1693. |
|