Kruistriomf en gezangen
(1750)–Joannes Vollenhove– Auteursrechtvrij
[pagina 129]
| |
De heilzaamste besnydenis.Op den toon van den 9. Psalm.
Hoc opus, hic labor est.
HOe viert men best dit vrolyk feest,
Den eersten jaardag, bly van geest,
Opdat ons vreugt Godts zoon behage,
Met pyn besneên ten achtsten dage?
Besny, besny u zelf, ô mensch.
Dit vergt u 's hemels wil en wensch:
Zo luidt de boetstem der Profeten,
By geen Aposteldom vergeten.
De Joodt, die 't kermend kint besnydt,
Voor 't lastig wetjuk nu noch strydt,
Riekt aan de schors, kan 't pit niet smaken,
Blyft heil en Heilant blint verzaken.
Waar kent men Abrams heilig zaat?
Daar d'oude mensch en 't ergste quaat,
De voorhuit van bedorve zeden,
De ziele en 't lyf wort afgesneden.
| |
[pagina 130]
| |
Dit 's kracht van 't ewig heilverbont,
Met bloet van Christus, vroeg gewont,
Bezegelt: dit 's geen beelt, maar waarheit;
Geen donkre schim, maar licht en klaarheit.
Blyft oor en lip noch onbesneên,
Als 't hart, zo wort met luttel reên
Het onbesnedendom gelastert
Van Isrel, ruim zo slim verbastert.
Duurt boosheits voorhuit, 's hemels hant,
Terwyl zyn wraakvier gloeit en brant,
Kort af, snydt wech door plaag op plagen,
Waar Lant en Kerk veel moedt op dragen.
Hoe hier Godts huis, noch Kanaän
Omhoog, geen' onbesneden kan
Gedogen, melt Godts woort niet zelden,Ga naar margenoot+
Blyft Gilgal met zyn' naam noch melden.
Of valt dit werk te byster hardt?
Ei denk, wat Jesus leedt met smart
Van 't scherp besnymes, zelf onschuldig,
Maar om der menschen schult geduldig.
De wetheer droeg den last der wet,
Die elk met erfschult toont besmet.
Wie wraakt zyn juk dan, daar men heilig
Mê leeft, van ramp en erfsmet veilig.
| |
[pagina 131]
| |
Verschyn, ô Heer: uw Geest verschyn'
Met heil en hulpe, al koste 't pyn;
Het heil, waarvan uw vleesch geen zegel
Versmaadt, naar Moses strengen regel.
Dat Moses stene wet, als een
Besnymes, scherp gewet, van steen,
Uw kracht hierby uw bloet en lyden,
Veel quaat, vol smaat, ons wech leer' snyden.
Zo vindenwe ons vergryp geboet
Door uw gehoorzaamheit en bloet,
By droppen vroeg gestort, by plassen
Aan 't kruis, om zielen rein te wasschen.
Zo wintge een bruit, met geen gewelt,
Als David diende in 't oorlogsvelt,
Noch voorhuitvleesch van Filistynen,
Maar door uw eerste en leste pynen.
1693. |
|