by de drukkers genoemt, stont, Al volgd' ik Davids toon, Terwylz' in arbeit gaat, En kleedtz' op niew, Des Vaders liefd' en welbehagen. 't ls toch de gedurige gewoonte van yder een in rymeloze rede, waar de woorden aldus byeen komen, als gaande en staande, levende en stervende, bede om gunst, hope op heil, vrede in 't lant, elende uit oorlog, dat men in d'uitsprake de twee eerste woorden niet elk byzonder naukeurig uitdrukt, maar ondereen smelt, zo dat de leste letter van het voorgaande woort naulyx gehoort wort. De leste en beste van de Nederduitsche poëten, dezen voet in onze dichtkunst overal houdende, hebben hierom goet gevonden de woorden volkomen te schryven, en de haakjes, als merken der t'zamensmeltinge van letteren en lettergrepen, in plaatse van de letter e weleer gebruikt, met recht uitgemonstert; nergens toe bequaam, als om misverstant en misdruk door d'onvoorzichtigheit van de letterzetters, lichtelyk dit vergetende, of misstellende, te baren. Hier vergissen zich de poëten, of rymers, die, alleen bekommert om dichtmaat en rym te vinden, de klinkletter e van het voorgaande woort, naar dat een lettergreep meer of min in een vaars hun te