| |
| |
| |
over de auteurs
Theodor W. Adorno
Geb. 1903 in Frankfurt, studeerde filosofie, muziekwetenschap, psychologie en sociologie, promoveerde 1924 met een kennis-teoreties proefschrift. Studeerde 1925 kompositieleer bij Alban Berg. Was van 1928 tot 1932 uitgever van het Weense muziektijdschrift Anbruch. Sinds 1930 nauw verbonden met het Frankfurter Institut für Sozialforschung. ‘Habilitierte’ zich 1931 in Frankfurt met een boek over Kierkegaard. In 1933 werd hem door de Hitler-diktatuur het verbod opgelegd om te doceren. 1934 emigreerde hij, doceerde enige tijd in Oxford, en 1938 volgde hij het Institut für Sozialforschung naar New York, waar hij aan het hoofd kwam van het Princeton Radio Research Project (1938-41); enkele jaren later leidde hij het Research Project on Social Discrimination. 1941 ging hij met Max Horkheimer naar Los Angeles. In 1949 keerde hij terug naar Frankfurt, waar hij een leerstoel accepteerde in de sociale filosofie. Van 1963 tot 1967 was hij voorzitter van de Deutsche Gesellschaft für Soziologie. Adorno doceerde in Frankfurt filosofie, sociologie en esthetiek tot aan zijn dood in augustus 1969.
| |
Walter Benjamin
Geb. 1892 in Berlijn. Studeerde filosofie. Promotie 1919 op een proefschrift Der Begriff der Kunstkritik in der deutschen Romantik. Tot 1935, het jaar waarin hij vaste medewerker wordt van het Zeitschrift für Sozialforschung, werkzaam als essayist, literatuurkritikus en vertaler. Is de eerste Duitse vertaler van Proust. Onderhield nauwe kontakten met Bertolt Brecht, Theodor Adorno, Max Horkheimer, Ernst Bloch, Hugo von Hofmannsthal en Gerhard Scholem.
| |
| |
Zijn voornaamste werk Paris, die Hauptstadt des 19. Jahrhunderts werd door zijn abrupte dood in 1940 niet voltooid. Na de fascistiese machtsovername emigreert Benjamin naar Parijs. In 1940 pleegt hij, op de vlucht naar Spanje, zelfmoord.
| |
Bertolt Brecht
Geb. 1898 in Augsburg. Studeerde medicijnen in München. 1922 vindt de première plaats van zijn eerste stuk Trommeln in der Nacht. 1923 wordt hij dramaturg aan de Münchener Kammerspielen. Eerste kennismaking met Helene Weigel in 1924. Februari 1933 verlaat Brecht op de dag van de Reichstag-brand met zijn gezin en enige vrienden Duitsland en vlucht over Praag en Wenen naar Zürich. 10 mei worden zijn boeken in het openbaar verbrand. Na een kort verblijf in Parijs, trekt hij naar Kopenhagen, later naar Zweden en Finland. Als Duitse divisies Finland binnentrekken reist hij over Moskou naar Wladiwostok en vandaar naar Amerika, waar hij in de buurt van Hollywood woont en moet leven van het schrijven van scenario's. Heeft daar kontakten met Hans Eisler, Paul Dessau, Charlie Chaplin, Arnold Schönberg, Lion Feuchtwanger en Fritz Lang. November 1947 wordt hij in Washington verhoord wegens ‘onamerikaans gedrag’. Vliegt naar Zürich in 1948, waar hij wacht op een reisvergunning naar West-Duitsland. Daar deze hem door de geallieerden geweigerd wordt, reist hij met een Tsjechies paspoort over Praag naar Oost-Berlijn. 1949 sticht hij samen met Helene Weigel het Berliner Ensemble. 1950 verkrijgt hij het Oostenrijks staatsburgerschap. Brecht sterft in 1956.
| |
Hans Magnus Enzensberger
Geb. 1929 in Kaufbeuren. 1949-1954 studeerde hij in Erlangen, Freiburg, Hamburg en aan de Sorbonne: literatuurwetenschap, talen, filosofie. Drie jaar betrokken geweest bij studententoneel. Na zijn promotie in 1955, over Clemens Brentano, in Stuttgart medewerker in Alfred Andersch's af- | |
| |
deling Radio-Essay. Was een tijd gastdocent aan de Hochschule für Gestaltung in Ulm. 1957 reizen naar de Verenigde Staten en naar Mexico. Werkzaam als lector bij Suhrkamp. Lid van de Gruppe 47. Uitgever van het tijdschrift Kursbuch. Brak in 1968 een gastdocentschap in Amerika af om politieke redenen, verbleef een tijd in Cuba, en is sinds juni 1967 ook aktief betrokken bij de buitenparlementaire oppositie in Duitsland.
| |
Lucien Goldmann
Geb. 1913 in Boekarest. Studeerde rechten in Boekarest, literatuur in Wenen en Zürich, en in Parijs waar hij promoveerde. Na gewerkt te hebben aan het Centre National de la Recherche Scientifique, ging hij naar de Ecole Pratique des Hautes Etudes waarvan hij nu Directeur d'Etudes is. Gestorven in 1970.
| |
Max Horkheimer
Geb. 1895 in Stuttgart. Promoveerde 1922 in de filosofie bij Cornelius, ‘habilitierte’ zich 1925 met een werk over Kants Kritik der Urteilskraft en werd 1930 Ordinarius voor sociale filosofie en hoofd van het Institut für Sozialforschung in Frankfurt. Het programma van het Instituut omvatte onder zijn leiding vooral analytiese studies over de teorie van de maatschappij. 1933 emigreerde hij en stichtte afdelingen eerst in Geneve, later aan de Ecole Normale Supérieure in Parijs, en tenslotte aan de Columbia universiteit in New York, waarheen ook de andere Frankfurter medewerkers volgden. Hij was uitgever van het Zeitschrift für Sozialforschung. 1936 publiceerde hij de onder zijn leiding tot stand gekomen Studien über Autorität und Familie, 1949 tot 1950 de eveneens door hem geredigeerde Studies in Prejudice, die de resultaten van representatieve onderzoekingen naar de maatschappelijke, psychologiese en historiese basis van het antisemitisme en racisme onder de verschillende lagen van de bevolking bevatten. 1947 kwam Eclipse of Reason uit, en in hetzelfde jaar het samen met Adorno ge- | |
| |
schreven boek Dialektik der Aufklärung. Na zijn terugkeer in Frankfurt in 1950 bouwde hij het Instituut opnieuw op. Vanaf 1951 was hij voor twee jaar rector van de Universiteit van Frankfurt. Van 1954 tot 1959 bekleedde hij naast zijn leerstoel in Frankfurt ook nog een professoraat in Chicago. Woont momenteel in Zwitserland.
| |
Georg Lukács
Geb. 1885 in Boedapest, studeerde filosofie, promoveerde 1906 in Boedapest. Studeerde vervolgens in Berlijn en Heidelberg. Tijdens de eerste wereldoorlog vond hij aansluiting bij de arbeidersbeweging en werd lid van de kommunistiese partij die juist was ontstaan. 1919 werd hij gekozen in het centraal comité. Hij maakte deel uit van de radenregering in Hongarije, en leefde na de val van de regering Béla Kun in Oostenrijk en Duitsland. Lange tijd verbleef hij in Moskou. 1944 kreeg hij een professoraat voor kultuurgeschiedenis en estetiek in Boedapest. Onder invloed van stalinistiese aanvallen op zijn persoon verliet hij in 1951 de politiek, maar kwam bij de Hongaarse opstand opnieuw in het centraal-comité en de regering. Toen de revolutie was neergeslagen werd hij verbannen naar Roemenië, en keerde weer terug tot zijn wetenschappelijke arbeid. In de herfst van 1967 werd hij door de Hongaarse kommunistiese partij volledig gerehabiliteerd.. Overleden 4 juni 1971.
| |
Pierre Macherey
Afgestudeerd aan de Ecole Normale Supérieure. Momenteel professeur de filosofie in Parijs. Medewerker aan het eerste deel van Lire le Capital van Louis Althusser.
| |
Herbert Marcuse
Geb. 1898 in Berlijn. Studeerde filosofie aan de universiteit van Berlijn en Freiburg, waar hij in 1922 promoveerde, was in Freiburg assistent van Heidegger en tegelijk medewerker aan het Institut für Sozialforschung van Frankfurt. Publiceerde in 1932 zijn Habilitationsschrift over Hegel's Onto- | |
| |
logie. Vluchtte 1933 uit Duitsland, en ging na een verblijf van een jaar in Genève naar New York waar hij meewerkte aan het Institute of Social Research aan de Columbia Universiteit. 1951 verscheen zijn historiese studie over het ontstaan van de maatschappij-teorie: Reason and Revolution. Tot 1950 werkte hij voor de inlichtingendienst van het State Department. Van 1950 tot 1953 was hij lecturer aan de Columbia universiteit en de Harvard universiteit en tegelijk Research-Fellow aan het Russian Institute van de Columbia universiteit. In 1955 verscheen Eros and Civilisation. Van 1954 tot 1965 was hij hoogleraar in de politicologie aan de Brandeis Universiteit in Waltham, Mass., en daarna hoogleraar in de wijsbegeerte aan de universiteit van Californië in San Diego.
|
|