Kunst als kritiek
(1972)–Jacq Firmin Vogelaar– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| ||||
produktiekrachten en produktieverhoudingen in de kunst‘Muzieksociologie’ is een nawoord dat Adorno schreef voor de pocket-uitgave van Einleitung in die Musiksoziologie, zwölf Vorlesungen (1e druk 1962). Het boek kan niet alleen dienen als inleiding in de muzieksociologie, maar ook als inleiding in de sociologiese ideeën van de Frankfurter Schule. Onder deze naam werd het ‘Institut für Sozialforschung’ (opgericht door Max Horkheimer) vooral na de oorlog bekend, als een groep die - in de lijn van Marx - sociologie beoefende als een kritiese maatschappijwetenschap. Adorno was in 1930 lid geworden van het Institut en emigreerde toen Hitler aan de macht kwam met het Institut en het Zeitschrift für Sozialforschung naar Amerika. Na de oorlog doceerde hij filosofie, sociologie en estetiek. Hij spitste de ‘kritische Theorie’ vooral toe op ideologie- en kultuurkritiek. Een van de invloedrijkste werken op dit gebied is de Dialektik der Aufklärung, dat hij tijdens de oorlog samen met Horkheimer schreef, en waarin het begrip ‘kultuurindustrie’ geïntroduceerd werd, welke term als titel diende voor het onderzoek naar de maatschappelike voorwaarden en maatstaven van kunst en kultuur. Zijn wetenschappelike aktiviteiten op muziekgebied zijn niet toevallig en van buitenaf. Vanaf zijn jeugd heeft Adorno zich met muziek beziggehouden, ook kreatief; in Wenen studeerde hij bij Alban Berg. Met name in Philosophie der neuen Musik en in de Einleitung heeft hij een begrippenapparaat ontwikkeld waarmee het eindelik mogelik is om een bij uitstek moeilik onder maatschappelike kategorieën te vangen gebied als muziek op een manier te benaderen die niet van meet af aan vreemd is aan wat het typiese van muziek uitmaakt. Ook heeft hij zich voortdurend met de modernen gekonfronteerd. | ||||
[pagina 36]
| ||||
Hij schreef essays over literatuur en beeldende kunst, en hield zich verder bezig met filosofie, sociologie, en psychoanalyse, waarbij hij bewust de verschillen tussen die gebieden probeerde op te heffen. In de praktijk betekende dit dat hij in elk van zijn objekten onderzocht hoe konkreet vorm wordt gegeven aan maatschappelike tendensen. Zijn werkmetode, kan men zeggen, is de kwalitatieve vormanalyse - wat gezocht wordt is de innerlike logika van de zaak zelf. Alleen als men de bizondere aard van iets kent kan men uitvinden welke plaats het inneemt in de maatschappelike en historiese kontekst. Wat dit betreft heeft Adorno veel te danken aan Benjamin en de vroege Lukács. Aan de kunst kende hij, zoals vele kultuurkritici van zijn generatie, zonder voorbij te zien aan haar ideologiese bepaaldheden en medeplichtigheid, het vermogen toe boven het bestaande uit te wijzen en de mogelikheid te bewaren van kritiek op het sociaal-politieke leven.
Enkele opstellen over Adorno:
|
|