4 maart.
Nu lig ik in bed, met eigenlijk niets dan wat buikloop - hier toch niet
ongevaarlijk, want gevolg én oorzaak van uitputting - verder de gewone wroeging.
Ik zal weer aan het werk gaan, vandaag. Gisteren kwam Mams - die nu een bovenbed
heeft, samen met Kosta L., die haar op haar wenken bedient en gedurig afgesnauwd
wordt - gisteren kwam Mams uit haar bed hierheen. Paps was het daar, op medische
gronden mee oneens, en bereidde haar in plaats van de verwachte gezelligheid een
acceuil glaciale. Mams huilend af. Paps, schoon moe, haar ten slotte achterna:
een extra belasting door eigen schuld. Later gaf hij toe ongelijk gehad te
hebben, maar hij heeft zichzelf niet meer in bedwang. Het gaat ons slecht. Er
komen steeds pakketten, waaraan we geen deel hebben, alles is op; we zijn brood
achter. Eergisteren kwam er weer een verluisd geval van Erschöpfung binnen. In
een halfuur had ik hem in het waslokaal kaal, en geheel schoon. Er was veel
kritiek op, want ik riskeer de mensen een pneumonie te bezorgen. Gek dat de
kritiek me (schoon er van een ‘moordaanslag’ gesproken wordt) geheel koud laat.
De minste, ongerechtvaardigste opmerking over luiheid echter, zet me met de mond
vol tanden.
Strindbergs Schwarze Fahnen ondanks meesterlijke beschrijvingen
boezemt me (hier) niet het minste belang in. Een kookboek zou ik graag lezen,
zoals vroeger pornografie. Collega Hans Moser, die door m'n hoofd gegaan is als
eventueel lezer van dit boek, leek aanvankelijk te plichtsgetrouw en ijverig.
Hij valt echter méé doordat hij in diensttijd in het ‘laboratorium’ leest. Dat
compenseert het werken als hij geen dienst heeft. De afgunst van de hh doktoren op de enkele onder hen, die pakketjes krijgt, is
walgelijk. Hoe groot moet hij wel zijn, als hij bij mij al zo groot is, die niets zegt! Het verplegend personeel kreeg onlangs 2
rantsoenen brood. Daarop teren we weer een paar weken, wat daarop neerkomt dat
wij hard werken bij het-