Amsterdam, 2 april 1963
Beste vriend Bert,
Je mag dan niet meer de atleet zijn waarvoor we je zo lang gehouden hebben, je tijd op de 100 meter mag ons teleurstellen, je prestaties in het Grieks-Romeins mogen zich nu beperken tot het uitgeven van Homerus in paperback, de speer mag niet meer zo parmantig trillen als weleer - we wensen je niettemin van harte geluk met je verjaardag. En we hopen dat je hem nog dikwijls bij het volle bewustzijn zult vieren (al ben je, blijkens recente telefonische uitlatingen, op dat punt niet erg optimistisch).
Hierbij een eenvoudig huldeblijk: de Feeks van Shakes en de Tophit van Kopit, bewijzen van mijn traductionele buikloop. Oh Pa, arme Pa is mijn veertigste toneelvertaling - nee, ik vier het pas als ik er 50 heb.
Aan het boekenfeest heb je weinig gemist. Het opschorten van de actie betekende geen stijging van de animo. Er waren maar weinig schrijvers en de gangmakers, zoals Opland en zijn Rode Vosje, bleken onvindbaar. We hebben toch wel plezier gehad, niet zozeer met de Grieken - die een bar romantische opvatting van toneelspelen demonstreerden - als wel met het aanschouwen van de enkele rijen voor ons zittende hofstoet annex kabinet. De onrustige bewegingen van H.M. tijdens het onophoudelijk geweeklaag van de Trojaanse slavinnen waren opvallend. Ze houdt meer van iets luchtigs. Er viel echt niets te lachen. Haar kapsel: vervaardigd door een gereformeerde ouderling. Haar japon: een vaal fluweeltje afkomstig uit het atelier van een gefrustreerde naaister. Tussen de Hogen zat Geert als een jongensachtige grootvorst, die haar - dat zag je - oprecht aangenaam bezighield. Die jongen kan wat. Luns schuin achter haar: een aldoor omkijkende, bij moord en doodslag grinnikende ijdeltuit. Op de hoek Visser van defensie: met goedkoop golfjes-haar en een gelaatskleur die zowel aan veel buitenlucht als aan overmatig portgebruik te danken kan zijn. Zijn gade: een helblonde, uiterst gevulde hoerenmadam in roze tule. De