1 Mei
Op de brug ontmoette ik iemand met een roode bloem in het knoopsgat. Intieme feestelijkheid. Men fluistert, dat Hitler niet in Berlijn is. Goebbels zou vermoord zijn. Jammer.
Vandaag komen de bommenwerpers met de voedselpakketten.
*
Ze zijn geweest. Ze kwamen laag langs mijn vensters schuiven. De stad dreunde er van. Menschen renden uitzinnig wuivend langs de gracht. Ik zag ze op de daken staan. Ik vond het prachtig. Hoe kan ik ooit geschreven hebben, dat het ‘onzin’ was? Och, misschien is het tòch wel zoo. Maar dit gebáár alleen al doet ons goed. Wij kenden tot nu toe slechts het gebaar van den neerschietenden arm met den gummiknuppel, van den vinger aan den trekker; het gebaar van de handen naar de borst van den gefusilleerde.
*
De Führer is ‘kämpfend’ gevallen op zijn post in de Rijkskanselarij. Mèt decorum dus. Een vreemde vertelde het mij op straat. Het maakte geen indruk op mij. Ik geloof het eigenlijk niet eens. Maar laat het zoo zijn - wat verandert dit feit aan de voltrekking van het gericht? Het is een goedkoop sloteffect. Nu schreeuwen Seyss en Von Blaskowitz tot de soldaten in de vesting Holland: ‘Sluit de rijen... Wij houden stand in onwankelbare trouw