Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945
(1946)–Bert Voeten– Auteursrecht onbekend
[pagina 219]
| |
het journaal van een uitgebrande zaak blijft bijhouden tot hij kindsch geworden is. De gebeurtenissen kunnen mij niet meer bewegen. Berlijn verpulvert. Italië onder den voet. Het water wast in Holland. De Duitschers hebben de dijken doorgestoken. Zij willen hier standhouden. Wat komt het er op aan? Niets is belangrijk meer. De geallieerden willen pakken levensmiddelen uitwerpen. Onzin. Ze zullen elkaar vermoorden om een half brood. Vanmorgen heb ik drie kilo aardappelen gehaald op een bon van de hulporganisatie. In de Uilenburgerstraat speelden kinderen voor een school. Er kwam een meisje naar me toe. Ze vroeg om één aardappel. Ik gaf hem. Toen kwamen ze allemaal. Ik heb ze maar uitgedeeld. Het is niet goed, dacht ik, dat zij ze zoo opeten. Ik moest lachen. In de Jodenbreestraat was weer een huis ingestort. Drie jongens lagen onder het puin. ‘Ze sloopen ook zoo onverantwoordelijk’, zei iemand. Ik had het woord in lang niet vernomen. |
|