inzinking, toen haar beste strijdmakker viel voor het executie-peloton. Schellert vond haar in een staat van volstrekte apathie. Soms lag zij dagen lang te ijlen, had hevige angstvisioenen en was ook fysiek uitermate verzwakt. Hij vertelde mij, hoe hij haar langzaam als het ware losgeweekt heeft uit de ellende, uit angsten en achtervolgingswaan. Hoe hij haar weer het besef heeft gegeven, dat het leven waard is verder geleefd te worden.
Ik heb haar ontmoet. Zij doet mij denken aan een amazone. Zij is forsch van gestalte, heeft mannelijke bewegingen, een mannelijke taal; vloekt, rookt en drinkt met je als een kameraad. Haar lange slanke handen, die in Kafka bladerden, zijn vertrouwd met het koele staal van een automatisch pistool. Haar oogen staan vast en helder in het ronde gezicht. Het gezicht van een meisje en van een tot alles bereid zijnde vrouw. Wonderlijk hoe deze trekken dooreen-loopen. Nu eens is de mond zacht, haast kuisch, een volgend moment is hij scherp en hard, geeft hij krakend een ‘godverdomme’ prijs. Twee naturen zijn in haar tot vreemde harmonie gegroeid.