1 December
Gisteravond een vers Landschap geschreven; verbeelding van een herfstige streek waarover de oorlog zijn doodenden ploeg heeft getrokken. Ik zag Limburg voor me: gespleten en geblakerde boomen, velden vol kraters, verwoeste dorpen, vennen waarin staalkolossen verdronken liggen, warrig prikkeldraad prijkend met flarden van uniformen, zwartgebrande stukken hei, gezwollen beken die kadavers van vee meevoeren, opengereten wegen met ruwhouten kruisen als kilometerpalen. Geen mensch in verren omtrek. Geen geluid dan het donderen van de artillerie aan den horizon. En boven deze gruwzame verlatenheid twee slanke, blauwe reigers, komend van lichter streken, waar het leven is, drijvende naar de moerassen, naar de rottingsdampen, naar den dood.