9 Mei
De schaduw van den weemoed dekt haar volkomen. Donkere regendagen maken alles nog dieper. Lang kan zij zitten staren bij de kachel, het hoofd in de handen, de oogen ver, vol sombere beelden. Zij heeft visioenen. Haar droomen zijn martelend. Als ik 's avonds zacht de slaapkamer binnenkom, zie ik haar liggen, ineengedoken, als om een gevaar te ontgaan, het gelaat in pijn vertrokken. Wanneer ik haar voorzichtig wakker roep, schrikt zij op, kijkt verward om zich heen en kreunt even. Haar gewonde psyché heelt slechts zeer langzaam.