1 September
Vanmiddag hebben Amerikanen een aanval op het station gedaan. Mijn straat kreeg drie voltreffers. De ravage is ontzettend. Ook het huis van mijn hospita gaapt langs al zijn vensters zonder ruiten.
Er zijn verscheidene dooden gevallen en tal van zwaargewonden. Toen ik even na den inslag op straat kwam, zag ik een vrouw wegdragen, wier linkerarm door een bomscherf afgeslagen was. Zij huilde klagelijk en schudde verdwaasd het hoofd. Doodsbleeke, huiverende menschen stonden bij de puinhoopen van een woning. Sirenes zongen hun snijdende lied boven het stadje, waarin het leven momenten lang gestold scheen.
Maar dit hernam zijn niet te stuiten loop. Zoodra de verbijstering geweken was, dromde alles tezamen om de verwoestingen te zien. Kinderen speelden tusschen de glasscherven, vonden in ruïnes een nieuw terrein waarop zij hun fantasie konden loslaten. Buren vertelden elkaar over de tuinhekjes beleefde en spontaan verzonnen verschrikkingen.
Door den nacht klinken de zware stappen der opruimingsploegen, de doffe slagen van neerstortende muren. Auto's rijden af en aan. In alle huizen wordt getimmerd. En op de emplacementen werkt men koortsachtig aan het herstel van de twee vitale lijnen, die getroffen werden.
Wij staan dag-in dag-uit op den keerkring van leven en dood.