lagen tegenover den vijand - onder grauwe, reeds door het weer geverfde steenen, met het stereotype grafschrift: ‘Gevallen voor het Vaderland’.
Zij waren de pionnen in het dwaze spel van mug tegen olifant, van burger-met-een-geweer contra geperfectionneerden vechtautomaat. Zij hadden niets achter zich dan het eigen, kleine land. Zij hadden geen goede wapens, geen vliegtuigen, geen beschermende wallen van staal en beton; zij hadden geen leiding, waren niet voorbereid op massa-aanvallen met Stuka's en pantsers; onkundig van de techniek van den modernen oorlog werden zij in het vuur geworpen. Maar tòch vochten zij, voor dat eene, dat wij allen, diep in ons hart, als het eerste en schoonste levendig houden: de vrijheid. Zij hebben er met hun bloed voor betaald en zíjn nu wellicht vrij. Wíj loopen nog altijd aan den ketting, met den muilkorf voor.