2 Augustus (Den Bosch)
Enkele dagen verlof. Alleen maar om weer eens te kunnen praten met een ouden makker; om me te kunnen onttrekken aan de tirannie van de wijzerplaat. Nicotine en alcohol stimuleerden. De nachten waren kort. De morgens grijs en vreemd, als wij door het park liepen, zwijgend na zooveel uren vol woorden.
Berend behoort tot de kern van een verzetsgroep. Hij verkeert voortdurend in levensgevaar. Hij leeft met den dood. Het is hem goed. In het ondergrondsche werk kan hij de spanningen afreageeren die zich bij voortduring in hem bewegen. Niets kwelt hem zoozeer als het Groote Bedrog, dat de nazi's ‘Kultur’ noemen.
‘En dat “de breede lagen” hier zich maar onbekommerd overgeven aan de uitingen van dien anti-geest, vind ik nog het ergste’, zei hij. ‘Omwille van de vaderlandsche gezelligheid laten ze zich kalm vergiftigen. Ik heb het meegemaakt, dat familiekringen op Donderdagavond aarzelden tusschen de Engelsche nieuwsuitzending en de brandende kwestie van Blokzijl. De laatste won het meestal. “Hij kan soms toch wel rake dingen zeggen”, argumenteerde de burgerij... Maar voor díe vechten we niet tegen den mof. Díe disqualificeert zichzelf’.