1 Juni
Terwijl de duikbootoorlog tegen de geallieerde wapen- en troepentransporten op alle zeeën zijn hoogtepunt nadert, denderen nacht op nacht de luchteskaders der bondgenooten naar het Oosten.
Van mijn venster uit kijk ik over de stationsgebouwen en emplacementen. 's Avonds gaan daar, onder den smoor der internationale treinen, de natriumlampen branden. Op de bruggen wenken roode en groene seinlichten. Daarachter slaan de vuren der Jumbo's rosse gaten in het donker.
Tegen middernacht is het duister eensklaps volkomen. Een optrekkende locomotief fluit schel en stampt zwaar onder de kap uit. Wagons botsen. Remmen loopen knersend aan. Al deze geluiden worden weldra overstemd door het lied van den dood dat in mijn ruiten trillen gaat.
Ik zit voor mijn schrijftafel. Een boek ligt open. Maar de letters zie ik al lang niet meer. Ik luister, ik luister met heel mijn lichaam naar den dood, die in duizendvoudige gestalte over me heen schuift.