Brief van Berend. ‘De lust om te werken ontbreekt me’, schrijft hij. ‘Hoe langer hoe meer gaan de omstandigheden op mij invreten. Elken morgen sta ik op in de verwachting dat er iets gebeuren zal. Om negen uur weet ik, dat Duitschland nog steeds op alle fronten voor Europa strijdt en dat er weer tien N.S.B.-burgemeesters benoemd zijn en vijf “terroristen” doodgeschoten. Stilaan geraak ik in
[pagina 86]
[p. 86]
een toestand van lethargie, een stemming van “komen wat komt, als het in godsnaam maar iets is”’.
Zoo wachten wij, wachten... op de totale catastrofe, op de vernietiging der laatste waarden, op het einde van dien vervloekten massamoord!