24 April
Het lijdelijk verzet tegen den onderdrukker wordt met den dag sterker. Het is merkbaar in tal van kleine voorvallen. Men negeert de vreemde soldaten op straat, in openbare gelegenheden, in treinen en bussen. Men verstaat geen woord Duitsch. Men boycot Duitsche film- en tooneelvoorstellingen. Men laat den stroom van propagandadrukwerken ongelezen, saboteert zoo lang mogelijk een nieuwe verordening en schuwt het zwarte lakeiendom als de pest.
Anders is het gesteld met de bourgeoisie, de ‘visch-noch-vleesch-kaste’, waarin het ressentiment broeit, dè stuwkracht van een omwenteling als in Duitschland in de dertiger jaren. Zij die niet spoorslags zijn overgegaan naar de rangen van het verraad, voelen zich op hun niemandsland voortdurend bedreigd en rennen naar de dichtstbijzijnde loopgraaf om dekking te zoeken, ook al is die loopgraaf het onderkomen van den tijger. Zij geven zich op genade of ongenade over, liever dan te vechten en desnoods te vallen. Vaak ook hullen zij zich in gestreepte vachten, doen verliefd als een wijfje of likken pooten als een welp.
De hordebeweging is niets anders dan een transformatie, een opmarsch van de bourgeoisie in bokkentuig.