Doortocht. Een oorlogsdagboek 1940-1945
(1946)–Bert Voeten– Auteursrecht onbekend
[pagina 50]
| |
ze op hun knieën moesten uitroepen, dat ze “vuile joden” waren’. Ik kijk naar mijn handen, die den brief vasthouden, naar mijn vingers, die soms aarzelend over een regel gaan, als om hem voorzichtig af te tasten. Ze zijn koel en wit, mijn handen. De vingers lang, met smalle leden, even zich verbreedend in de gewrichten. Ze zijn buigzaam. Elastisch. Ze zijn vertrouwd met mijn pen, met de gladde, blanke vlakken die mijn schrift ontvangen. Zij kennen de welvingen van een dierbaar lichaam. Vanavond hebben zij gespeeld met het lange lemmet van mijn kris. Zij hebben zich vast om het heft gesloten. Heimelijk. Het was mij of mijn hand dit gebaar voor mijn oogen verbergen wilde, als vreesde zij hun spot, spot om deze binnenhuis-pathetiek. Later, op de redactie, zit ik voor de interlinies van een telexrol en geef automatisch koppen aan. Staat van beleg in Noord-Holland. Bedreigingen met doodstraf en vijftien jaar tuchthuis. Vette kapitalen. Stakingen en demonstraties. Mitrailleurs knetteren op de pleinen. Standgerichte treden in werking. De moordpatrouilles zwermen uit door de nauwe straten der oude stad. De angst woont achter geblindeerde ramen, in gangen en sloppen. Angst en haat voeren strijd in binnenkamers. Als de laatste wint, breekt het verzet naar buiten. En weer klinkt een salvo van het vuurpeloton. ‘In kader’, zet ik op de kantlijn en ik stop de copie in de lift. ‘Het bloed zingt donker, aanhoudend, dwingend’, schrijf ik daarna op de eerste lijn van een nieuw blocnotevel en ik hecht het met een clips aan den brief. Het is inmiddels tijd geworden voor de middernachtkoffie, die ons op moet wekken, op moet wekken! |
|