24 Februari
De menschenjacht is begonnen.
Het systeem werkt snel en doeltreffend. Eerst provoceeren, botsingen in de hand werken, de Leugen interlinieeren op de frontpagina's der gemuilkorfde pers. Dan de Politieke Moord encadreeren. Kransen en een stramme wacht op de plaats waar de held gevallen is. En tot slot de bloedhonden loslaten.
‘Ik zit boordevol droefheid en opstandigheid’, schrijft Sonja. ‘De dagen zijn zoo wreed. Alle Joodsche jongemannen uit verschillende wijken hier, tusschen twintig en vijf en dertig jaar, worden en zijn opgepikt en naar kampen vervoerd. Zij worden zóó uit hun huizen gehaald of op straat in open auto's geladen, de meesten zonder jas of hoed. Opnieuw zijn er buurten afgezet. Men gelooft, dat er ghetto's komen. O, ik kan wel huilen. Niet uit angst, maar om deze treurige wereld. Deze week dit. Volgende week weer wat anders. Denk het je eens in, jonge kerels zooals jij, die maar meegesleurd worden en wier leven voorgoed geknakt zal zijn’.
Ik kan alleen maar vloeken, mijn handen tegen mijn slapen drukken en door mijn kamer loopen, tienmaal, vijftigmaal, honderdmaal, tusschen het venster en mijn schrijftafel. Een cel is nog veel nauwer. En de bunkers in het concentratiekamp geven juist genoeg ruimte om op de even gebogen knieën te hangen. Zitten is onmogelijk. Wie naar de tinmijnen wordt gestuurd, crepeert er voor hij den zomer heeft gezien.