Nederlandsche baker- en kinderrijmen
(1874)–J. van Vloten– AuteursrechtvrijVII. Touter- of schommelrijmen.1.
Een, twee, drie,
Mijn zuster hiet Marie,
En als ze geen Marie en hiet,
Dan hiet ze een, twee, drie.
Ik geef den boer een harden stoot,
Dat hij van de wip af vloog,
Van de wip al in de sloot;
Jan Dirks dood.
Waar leit hij begraven?
Onder de Delfsche haven,
Onder de Delfsche vliet,
Waar je nooit geen menschen ziet.
| |
[pagina 102]
| |
Juffrouw, met verlof,
Jou voetjens zijn met stof,
Blief je wat te geven,
Dan zal ik je voetjens vegen;
Een, twee, drie, enz.
2.
(Zeeuwsch). Schippertje 'oudt er je toutertje vast.
Dat je niet in de kaaie valt;
Al in de kaaie daar lag een sloot,
Daar waren twee arme schippertjes dood,
Die wouën gaan varen naar BresjesGa naar voetnoot1),
Daar wonen twee tooveresjesGa naar voetnoot2),
Wat aten ze daar? Kaas en brood,
Zoetemelk en wittebrood.
Al met een zilver lepeltje,
Al uit een zilver kommetje.
Koei's poot, paard's poot,
Nog eenen snok (bis),
En laat ze dan maar vliegen!
3.
Schommel, schommel, Joosje,
Jan Dirks is dood;
Jan Dirkse van Kadijke
Maakt de menschen rijke.
Jonge Jan, ouwe Jan,
Pieter Klaas de timmerman,
Timmer mij een huisjen,
| |
[pagina 103]
| |
Op het steenen sluisjen;
Op het steenen kerkhof,
Slaan ze mekaâr den kop af.
4.
Schoppelooten
Dirksendooten;
Dirksen van Koedijke,
Joosje, Joosje Rijke;
Joosje is een goeje man,
Die zijn kostje winnen kan.
5.
Schoppe, schoppe, meien,
De bruid, die komt van Leien,
Van Leien komt de bruid:
Van boter en kaas,
Van kaas en brood,
Nog één toestoot;
Laat loopen de schop; wie zit er op?
Blieft mijnheer (of mejuffer) er af te gaan,
Dat een ander er op kan gaan?
6.
Touter,
Klaas Wouter,
Klaas Annemeui's poot,
Wie is er dood?
Een oude man,
Die niet langer leven kan.
Wat lust hij dan?
Spek en eyers in de pan.
| |
[pagina 104]
| |
De pan die kon niet duren
Toen liepen ze naar de buren;
De buren waren niet thuis,
Toen liepen ze naar hun eigen huis;
De huisdeur die zat toe,
Toen liepen ze naar de bonte koe,
De bonte koe woû stooten,
Toen grepen ze 'r bij de poten;
De poten waren zoo rond,
Toen vielen ze met de neus op den grond.
7.
Achter op mijn meujesGa naar voetnoot1) plaats,
Daar staat een balie met water;
Wat zullen we met dat water doen?
Hempies wasschen.
Wat zullen wij met die hempies doen?
Kindjes aantrekken.
Wat zullen we met die kindjes doen?
Schop ze, dat ze vliegen
Van 't Oosten naar het Westen;
Al die niet van 't touw afgaat,
Die zal een leugert wezen.
| |
Op de wipplank.Horte page,
Ziegezage,
Op en neêr,
Heen en weêr.
|