Het boek der vertellingen en andere kuizelarijen (onder ps. Reinaert de Vos)
(1915)–Lodewijk Vleeschouwer– Auteursrecht onbekend
[pagina 93]
| |
[pagina 95]
| |
De Kat en de Muis.
| |
[pagina 96]
| |
Maar daar was geen woord van waar. De Kater had geene nicht, en was niet verzocht om peter te zijn. Hij ging regelrecht naar de kerk, kroop tot aan het vetpotteken, begon er aan te lekken, en lekte zoo lang, tot dat er de vette huid af was. Dan maakte hij een wandelingsken op de daken der stad, ging wat rusten in de zon en wischte zijnen baard af, zoo dikwijls als hij aan het vetpotteken dacht. Eerst als het avond werd, keerde hij naar huis terug. - Wel, zijt gij daar? zegde de Muis; gij hebt zeker eenen vroolijken dag gehad. Wat heeft het kind voor eenen naam gekregen? - Huidaf, antwoordde de Kater droog weg. - Huidaf! riep de Muis, dit is eene zeldzame benoeming. Is die naam in uwe familie gebruikelijk? - Wat is daaraan gelegen? zei de Kater. Die naam is niet erger dan die van Kruimdief, gelijk uwe peten heeten.- Niet lang daarna word de Kater weêr eenen tand gewaar, die louterde. Hij sprak tot de Muis: - Muisken, ge moet de goedheid hebben, nog eens alleen voor het huishouden te zorgen. Ik ben wederom verzocht om peter te zijn, en daar het kind eenen witten ring om den hals heeft, kan ik dit niet afslaan. - De goede Muis stemde toe; maar de Kater sloop achter de stadsmuren naar de kerk en vrat het vetpotteken half uit. - Er smaakt niets beter, dan hetgene men zelf eet, - zegde hij, en hij was met zijn dagwerk te volle tevreden. Toen hij te huis kwam, vroeg de Muis: - Met wat voor eenen naam is dit kind gedoopt geworden - Halfuit, - antwoordde de Kater. - Halfuit? Wat gij zegt! Dien naam heb ik in mijn leven niet gehoord. Ik wed, hij staat niet in den almanak.- De Kater had weder eenen tand, die louterde. - Alle goede dingen bestaan in drie, zegde hij tot de Muis. Ik moet nog eens peter zijn. Het kind is geheel en gansch zwart; de pootjes alleen zijn wit, anders is er geen haar op geheel zijn lijf, dat niet zwart is. Dit gebeurt alle twee jaar maar eens. Ge laat mij immers toch weêr uitgaan? - Huidaf. Halfuit! antwoordde de Muis, dit zijn toch aardige namen! Zij maken mij nadenkend. - Och! ge vangt grillen, zei de Kater. Dit komt van nooit in den dag uit te gaan.- In de afwezigheid van den Kater, bracht de Muis het huis in orde; maar de snoeperige Kater vrat het vetpotteken zuiver uit. - Als alles verteerd is, dan heeft men eerst | |
[pagina 97]
| |
rust! - Zoo sprak hij, en kwam, verzadigd en dik, eerst laat in den avond naar huis. De Muis vroeg dadelijk naar den naam, die het derde kind gekregen had. - Dit zal u ook niet bevallen, zei de Kater, het heet Heeluit. - Heeluit! riep de Muis, dit is een allerbedenkelijkste naam. Dien heb ik nog nooit gedrukt gezien. Heeluit! Wat zal dit beduiden? - Zij schudde het hoofd, en ging liggen slapen. Van nu af aan, was er niemand meer, die den Kater verzocht om peter te zijn. Maar toen de winter gekomen en er buiten niets meer te vinden was, toen dacht de Muis aan hunnen voorraad en sprak: - Kom, Kater, wij willen naar onzen vetpot gaan, dien wij bespaard hebben. Hij zal ons smaken. - Ja wel, antwoordde de Kater, die zal u zoo goed smaken, als of gij uwe tong buiten het venster staakt.- Zij begaven zich op weg, en als zij aankwamen, stond het vetpotteken nog wel op zijne plaats; maar het was ledig. - Ach! zuchtte de Muis, nu zie ik wat er gebeurd is. Nu komt het aan den dag. Ge zijt me de ware vriend. Eerst huid af, dan half uit, dan... - Wilt gij zwijgen? riep de Kater. Nog een woord, en ik vreet u op. - Heel uit, had de arme Muis al op hare tong. Nauwelijks was het er uit, of de Kater deed eenen sprong naar haar, pakte ze, en slokte ze binnen. |
|