Den nieuwen verbeterden lust-hof gheplant vol uytghelesene, welgherijmde, eerelijcke, amoreuse ende vrolijcke ghesanghen
(1607)–Michiel Vlack– Auteursrechtvrijop de wijs: Soet Robberken.
Om te versinnen,, des Liefden stercken kracht,
Aensiet het minnen,, der Goden groot van macht
Zy zijn bykans te niet ghegaen
Als zy waren met liefd' belaen,
Voor s'Hemels throon
Cosen zijt aerdtrijck schoon.
Iupiter der Goden,, Koningh verheven hoogh
En sondt gheen boden,, tot Europam, maer tooch
Selver neder ter aerden,, bly
Daer hy als een bul baerden,, vry
Van reen berooft,
Ydel en licht van hooft.
Phoebus ontsteecken,, met liefde van Daphene zeer,
Js oock geweken,, ter aerd van boven neer,
En liep ghelijck een sot versmaet
Zijn goetheyt heeft hem niet ghebaet
Want t'zijnder spijt
Bloeyt Daphene maeght altijt.
Neptunus staeckten,, zijn goetheijt van liefd' dul
Want hy hem maecten,, een Henghst, ien Ram en Bul,
Ja als een Walvisch onbesuijst
| |
[pagina 70]
| |
Heeft hy zijn wilde zee ghecruijst,
Heen ende weer,
Staech nemende zijn keer.
Bacchus beminden,, Erigones aenschijn,
Als hijt versinden,, wou hy gheen God meer zijn,
Maer liever wou den armen bloet
Strack worden een bos druyven soet
Welck zijn Lief quam
Self plucken van den stam.
Pluto ontsinnich,, quam schielijck voor den dagh,
Vierich en vinnich,, maeckende groot gewagh
Proserpina was die hy socht
Haer heeft hy om een hoeck ghebrocht,
Ende zijn lust
Als een snoot boef gheblust.
Venus der minnen,, meestersse selve siet,
Verloos haer sinnen,, na Cupidoos gebiet,
Om Adonis schoon, jongh en teer,
Js hy vermoort van een quae Beer
En in een bloem
Verandert tot s'velts roem.
Cupido machtigh,, heeft Psychen selfs bemindt,
En is ghedachtigh,, dat hy was dobbel blint
Zijn hert met bey zijn ooghen dicht
Waren berooft van dagh en licht
Gheen God soo groot
Hy quam door liefd' in noot.
Prince.
Prinslijcke Maechden,, bedroeft u Vryers niet,
Of zy u claeghden,, helpt haer uyt haer verdriet,
Denckt dat een mensch cranck, swack en teer
Eerder dan eenigh Godlick heer
Mistroostigh sneeft
Als hem zijn Lief begheeft.
FINIS. Gunst voor kunst. | |
[pagina 71]
| |
Den Boer comt couten,, om in de bouten
Van 't Meysken te raken
Beclaecht dat hem 't vier,, door mins bestier
Het herte doet blaken.
|
|