Den nieuwen verbeterden lust-hof gheplant vol uytghelesene, welgherijmde, eerelijcke, amoreuse ende vrolijcke ghesanghen
(1607)–Michiel Vlack– Auteursrechtvrijop de voys: Allemande Loreyn.
WEl op ghy schoon Naiadekens
En wilt u gaen vermeyen,
Want Phoebus met zijn radekens
Bestraelt die groene weyen
Aurora comt bespreyen
De aerdt met dau beleyen
Dus wassen alle sadekens
En cruyden menich fout,
Daerom en wilt niet beyen
Maer u daer toe bereyen
Betreedt de groene padekens
Al in het lustigh wout.
De Satiers zijn hun spoeyende
Te comen uyter muyten,
Siet Floras bloemkens groeyende
Pomona pluckt haer fruyten
Ons Titer hoortmen juyten
Silenus is oock buyten,
Zijn geytgiens is hy voyende
En driftse in het velt.
| |
[pagina 37]
| |
En Bacchus wilt ontsluyten
Den hof vol wijngaert spruyten,
Die nu ter tijdt zijn groyende
En met den clijf verselt.
Veel vreughden zijn ons naeckende
Want Meyo comt regeren,
En Philomela waeckende,
Begint te quinckeleren,
Diana comt spanceren
Jn't wout, en domineren
Haer houden zijn oock haeckende
Na't wilt en jaghen zeer,
Die Nimphen triumpheren
In T'hempe bancketteren
En Hyems is elck nu laeckende
Want meyo hout die eer.
Die Musen zijn nu singhende
En Phoebus roert zijn snaren,
Hun claer Fonteyn is springhende
Daer zy met vreughd' vergaren
Melpomenes dienaren
Melancoly laet varen,
V pypen zijt bedwinghende
En speelt ons een nieu liedt
Ghy Retrosijnsche scharen
Wilt u by een oock paren
V gesien zijt by bringhende,
En ons wat nieus bediedt.
Ghy Princen al ghelijckelijck
Die conste hout verheven,
Verhaelt ons retorijckelijck
Des Meys virtuyten even
Wilt Iovis eere gheven
Die alle dingh doet leven,
Hy was ons noyt beswijckelijck
Maer toont zijn goeden aert,
En sorght nu voor gheen sneven
Van coude hier beneven
Den Somer is nu blijckelijck
Met zijnen groenen baert.
FINIS Elck kan falen. |
|