Vis-net(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer Vorige Volgende 11 Novemb. Op den Feest-dagh van den H. Bisschop St. Martinus. Stem: Courante la Reyne. Of Ick ben melancolijck. Martinus in Pavy, Gevoet van Heydens Ouders Welck waren sijn aenstouders Tot afgodery, Doch hielt hem daer van suyver ende vry, En heeft hem jongh tot sijner eer, Doen onderwijsen inde Christen leer, Daer stil in leven, En niet wild sweven, Dat was sijn begeer. Sijn Vader was Soldaet [pagina 245] [p. 245] Van Keyser Constantinus, Die oock sijn Soon Martinus, Op schrijven laet, Hoewel het Martyn gants niet aen en staet, Maer gedwongen, soo most hy gaen, Dienen den Keyser wel op sijn vermaen; Doch leeft so heyligh, Dat hy hem veyligh, Liet weder ontslaen. Als Martyn was Soldaet, Sag aen de poort een armen, Door koud' en nood te karmen, Die in sijn gelaet Bleek was, en schudde fel van koude quaet, Martyn deckt hem met halve kleed, Want hy mocht niet sien dat hy koude leed, En hy gingh rucken Sijn mantel stucken, De helft hem toe smeet. Na veel mirakelen, En wonderlijcke wercken, Die men in hem kond' mercken, Hebben sy hem, Bisschop gekoren met gemeene stem, En gestelt na gewoone cours, Een hooft over het groot Bisdom van Tours; Sijn laegh gestachte, Veele verachte, En waren jalours. Dees Heyl'gen Bisschop leeft [pagina 246] [p. 246] Tot een-en-tachtig jaren, Als hy na veel beswaren, Sijn ziele geeft, Aen Godt die hem die eerst gegeven heeft; En heeft die soo uyt dees ellend, Ten Hemel gesonden, daer gy God kend, Martyn wy smeken, Wilt voor ons spreken, In ons laeste end. Vorige Volgende