Vis-net
(1676)–Lambert de Visscher– AuteursrechtvrijBevangende eenige Geestelycke Liedekens, Passende op alle de Sermonen der Sondagen en geboden Feestdagen, Door het gantsche Jaer
[pagina 237]
| |
Het is voorseker waer, en klaer,
Aenhoort met aendacht wel, wat ick u verg,
't Geen ick u heb gesegt,
Is waerheyt en oprecht,
En 't geen ick u noch leeren sal,
Dat is de gemeen,
En de weg alleen,
Der saligen al.
Sy sullen saligh zijn, hoort mijn,
Die needrig zijn, en d'arme na den geest;
Het Rijck der Heem'len haer, voorwaer,
Toekomt, en lange is belooft geweest,
En de sachtmoedige,
Sullen als goedige,
Besitten d'aerd' in vrede alleen,
En soo dan met lust,
In vreede en rust,
De aerde betreen.
De droeve van gemoed, met spoed,
Veel troost van haren God sal zijn bereyt;
Wie hongert ende dorst, sijn borst,
En harte snakt na Gods rechtvaerdigheyt,
Die sal worden versaed,
Bevrijd van alle quaed,
Wie hem over sijn vriend erbermt,
Sal namaels veel meer,
Van God onsen Heer,
Dan worden ontfermt.
Wie zich hier suyver hout, vertrouwt,
Dat die dan namaels sijnen God sal sien;
Die hier vreedsamigh leeft, die heeft,
| |
[pagina 238]
| |
Gewislijck hope, dat het sal geschien,
Dat God hem noemen zal,
Een van sijn kind'ren al,
Wie hier vervolging lijden moet,
Die zal oock voorwaer,
Genieten hier naer,
Het opperste goet.
Ghy-lie oock saligh zijt, die tijdt,
Als ghy wort vervolgt, en vermaledijdt:
En spreeckt van u-lie quaet, uyt haet,
Door logens daer ghy niet aen schuldig zijt,
Die lijden druck en pijn,
Om de wille van mijn,
Zijt vry verblijd, ende verheugd,
Want groot is uw loon,
In d'Hemelen schoon,
Door eeuwige vreugd.
|
|